Herhalen PTA periode 2

Voorbereiden PTA 
H7 + H8 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiden PTA 
H7 + H8 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een monocultuur?
A
Een economie die niet afhankelijk is van landbouw
B
Een economie die afhankelijk is van meerdere gewassen
C
Een economie die geen handel drijft
D
Een economie die afhankelijk is van één gewas

Slide 2 - Quizvraag

Noem drie kenmerken van een ontwikkelingsland.

Slide 3 - Open vraag

Wat geeft de Lorenzcurve weer?
A
Inkomensverschillen tussen arm en rijk
B
Het totale inkomen van een land
C
Inkomensverdeling van een land
D
Het inkomen van de armen en de rijken

Slide 4 - Quizvraag

Mali heeft een monocultuur. Wat is het kenmerk van een monocultuur
A
De export brengt maar weinig geld op
B
De export is extra gevoelig voor prijsschommelingen
C
De import is extra gevoelig voor prijsschommelingen
D
De import kost veel geld

Slide 5 - Quizvraag

Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN noodhulp?
A
Voedsel opsturen naar een land
B
Medicijnen sturen naar een land
C
Wegen in een land aanleggen
D
Tentenkampen bouwen in een land

Slide 7 - Quizvraag

Met welke gunstige voorwaarden kunnen ontwikkelingslanden geld lenen van internationale organisaties?
A
Geen rente en geen voorwaardes
B
Geen vaste looptijd
C
Lage rente en langere looptijd
D
Lage rente en voordelige voorwaardes

Slide 8 - Quizvraag

Wat moeten landen doen om de prijs van een product te laten stijgen?
A
Buffervoorraden vergroten
B
Buffervoorraden verkleinen
C
Geen buffervoorraden meer

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het afgesproken minimumpercentage wat landen moeten besteden aan ontwikkelingssamenwerkingen?
A
0,5%
B
0,7%
C
2%
D
3,5%

Slide 10 - Quizvraag

Nederlandse bedrijven kunnen subsidies ontvangen voor het investeren in ontwikkelingslanden. Wat is een mogelijk gevolg hiervan?
A
Stijging werkgelegenheid ontwikkelingsland
B
Vraag naar Nederlandse producten neemt toe
C
Prijzen worden duurder
D
Ontwikkelingslanden nemen protectiemaatregelen

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn enkele manieren waarop ontwikkelingslanden geholpen kunnen worden?
A
Investeringen in onderwijs
B
Duurzame ontwikkelingsprojecten
C
Meer militaire steun
D
Verbetering van gezondheidszorg

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen structurele hulp en noodhulp?
A
Structurele hulp is alleen voor natuurrampen, terwijl noodhulp voor alle noodsituaties is
B
Structurele hulp richt zich op lange termijn oplossingen, terwijl noodhulp directe hulp biedt in noodsituaties.
C
Structurele hulp is alleen financieel, terwijl noodhulp ook materiële ondersteuning biedt
D
Structurele hulp en noodhulp wordt gegeven door regeringen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een reden voor Nederlandse boeren om zich te vestigen in ontwikkelingslanden?
A
Het genieten van luxueuze levensstijl.
B
Het vermijden van verkeersdrukte.
C
Het profiteren van goedkopere arbeidskrachten.
D
Het ervaren van diverse klimaten.

Slide 14 - Quizvraag

Subsidie voor boeren in de EU betekent dat de prijs van de producten omlaag kan. Hoe zit het met de afzet van de boeren in ontwikkelingslanden?
A
afzet boeren ontwikkelingslanden daalt
B
afzet boeren ontwikkelingslanden stijgt
C
afzet boeren ontwikkelingslanden blijft gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen de Europese Unie en de Europese Monetaire Unie?
A
De Europese Unie regelt de euro.
B
De Europese Unie is een politieke samenwerking.
C
De Europese Monetaire Unie is een politieke samenwerking.
D
De Europese Monetaire Unie regelt de euro.

Slide 16 - Quizvraag

Welk orgaan is verantwoordelijk voor het monetaire beleid in de Europese Monetaire Unie?
A
De Europese Commissie
B
Het Europees Parlement
C
De Raad van de Europese Unie
D
De Europese Centrale Bank (ECB)

Slide 17 - Quizvraag

Wat is wederuitvoer/doorvoerhandel?
A
Directe consumptie van geïmporteerde goederen.
B
Een strategie voor marktuitbreiding.
C
Importeren en vervolgens exporteren van goederen.
D
Lokale productie

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn enkele voorbeelden van protectiemaatregelen(handelsbeschermingsmaatregelen)?
A
Vrije handel
B
Importquota (contingentering)
C
Globalisering
D
Invoerrechten

Slide 19 - Quizvraag

Door invoerrechten worden (een extra belasting op importproducten op producten buiten de EU)
A
producten uit Amerika duurder voor Nederland
B
producten uit Amerika goedkoper voor Nederland

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn enkele voordelen van productie in ontwikkelingslanden?
A
Minder economische groei
B
Creëren van werkgelegenheid
C
Milieuvriendelijke processen
D
Lagere arbeidskosten

Slide 21 - Quizvraag

Hoe bereken je de importquote van een land?

Slide 22 - Open vraag

welke situatie op de betalingsbalans, hoort bij welke Eurokoers?
De koers van de Euro gaat omhoog
De koers van de Euro gaat omlaag.
De koers van de Euro blijft hetzelfde.
Stel, NL heeft een overschot op de betalingsbalans.
Stel, NL heeft een tekort op de betalingsbalans.
Stel, NL heeft een evenwicht op de betalingsbalans.

Slide 23 - Sleepvraag

Hoe kan de Centrale bank de koers van de Euro beïnvloeden?
A
Door leningen te geven.
B
Door boetes te geven.
C
Door de rente te verhogen of verlagen.
D
Door de prijzen te veranderen.

Slide 24 - Quizvraag

Welke organisatie probeert de internationale handel te bevorderen?
A
De overheid.
B
De WTO / WHO
C
Het CBS
D
De KvK

Slide 25 - Quizvraag

Wie wordt er door de vrijhandelszone beschermt?
De consumenten
De producenten
de consumenten & de producenten

Slide 26 - Poll

Welk effect hoort bij welke maatregel?
Importbelasting
Exportsubsidie
Contingentering
Kwaliteitseisen
Geïmporteerde producten worden duurder
Het exporteren van producten goedkoper.
voorkomen dat er teveel producten de vrijhandelszone binnenkomen.
Voorkomen dat de ene fabrikant makkelijker kan produceren dan de ander.

Slide 27 - Sleepvraag

Wat hoort waarbij? 
Oorzaak
Kenmerk
Slechte infrastructuur
Hoge geboortecijfers
Analfabetisme
Ondervoeding
Hoge werkloosheid
Monocultuur
Protectiemaatregelen

Slide 28 - Sleepvraag

Maak de vicieuze cirkel..
armoede
2
3
4
5
geen geld voor investeringen
Lage opbrengst

Lage productie
Eenvoudige productiemethode

Slide 29 - Sleepvraag

Bereken de exportquote van Duitsland. Schrijf alleen je antwoord op met %

Slide 30 - Open vraag

Het nationaal inkomen van een land is € 785 miljard. De importwaarde is € 456 miljard. Bereken de importquote. Schrijf alleen je antwoord op met %

Slide 31 - Open vraag

Aan de slag 
1. Samenvattingsopdracht classroom
2. Herhaal opdrachten H7+H8
3. Plus opdrachten H7+H8

Slide 32 - Tekstslide