Schoonmaken (les 3)

Doel: ik weet, ik kan


  • Hoe je moet schoonmaken?
  • Hoe vaak je moet schoonmaken?
  • Vuil
  • Planning
  • Etiketten
  • Milieu bewust werken
  • Ergonomisch werken
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Burgerschap (wonen)PraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Doel: ik weet, ik kan


  • Hoe je moet schoonmaken?
  • Hoe vaak je moet schoonmaken?
  • Vuil
  • Planning
  • Etiketten
  • Milieu bewust werken
  • Ergonomisch werken

Slide 1 - Tekstslide

Thuis schoonmaken
of
professioneel

Slide 2 - Woordweb

Professioneel schoonmaken
  • Professioneel schoonmaken = anders dan thuis schoonmaken.
  • Elke ruimte heeft zijn eigen hygiëne eisen.
  • Dit gebeurd op bepaalde tijdstippen.
  • Je gebruikt de juiste methoden, materialen en middelen.

Slide 3 - Tekstslide

Voordelen van een schoonmaakplan
  • Zorgt ervoor dat je:
  • Efficiënt werkt.
  • Goed overzicht van wat er moet gebeuren. 
  • Geen onnodig werk.




Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er in een schoonmaakplan?
A
Wat, hoe en wanneer er gepoetst moet worden.
B
Wat, hoe, wanneer en door wie er gepoetst moet worden.
C
Wat er gepoetst moet worden.
D
Wat en door wie er gepoetst moet worden.

Slide 5 - Quizvraag

Wat staat er in het schoonmaakplan?

Onderdelen van het schoonmaakplan :

  • Wat?
  • Wanneer?
  • Hoe?
  • Wie?

Slide 6 - Tekstslide

Welke werkzaamheden worden dagelijks gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 7 - Quizvraag

Dagelijkse werkzaamheden
  • Werk dat elke dag gedaan wordt.
  • Afhankelijk van de ruimte en/of bewoners
  • Zaken die je meteen moet schoonmaken, bv koffievlekken of kruimels opvegen.
  • Dit vuil is makkelijk te zien.

Slide 8 - Tekstslide

Welke werkzaamheden worden wekelijks gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 9 - Quizvraag

Wekelijkse werkzaamheden
  • Werk dat 1 x per week gedaan wordt.
  • Afhankelijk van de ruimte en/of bewoners.
  • Zaken die je wel regelmatig maar niet elke dag hoeft schoon te maken, bv de bovenkant van de kast.


Slide 10 - Tekstslide

Welke werkzaamheden worden periodiek gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 11 - Quizvraag

Periodieke werkzaamheden
  • Werk dat 1 x per 4 - 6 weken gedaan wordt.
  • Afspraak hoevaak dit gebeurd, bv 1 x per 6 weken of 2 x per jaar, bv schoonmaken van het rooster in het plafond.
  • Je kunt wel elke week een periodieke taak uitvoeren. Hierdoor hoef je niet op 1 dag heel veel te doen.

Slide 12 - Tekstslide

Welk soort vuil moet opnemen in je schoonmaak plan?
A
Droog vuil
B
Aangekleefd vuil
C
Onzichtbaar vuil
D
Alle drie

Slide 13 - Quizvraag

3 soorten vuil
  • Droog vuil : zand of hondenharen.
  • Aangekleefd vuil : modder, limonade of koffievlekken.
  • Onzichtbaar vuil : bacteriën en schimmels in het toilet, op je mobiel, in de douche en in de keuken.


Slide 14 - Tekstslide

Droog vuil

Je kunt het zien.

Verwijderen door :

  • Vegen
  • Stofzuigen
  • Stofwissen
  • Afstoffen

Slide 15 - Tekstslide

Aangekleefd vuil

Je kunt het zien.

Verwijderen door :

  • Sopje makken van warm water met schoonmaakmiddel
  • Met sopje boenen
  • Met sopje schrobben
  • Met sopje dweilen

Slide 16 - Tekstslide

Onzichtbaar vuil

Je kunt het niet zien.

Bacteriën en schimmels -->

Micro-organismen (kleine levende wezens die we niet met het blote oog kunnen zien).

Desinfecteren, maar eerst altijd reinigen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Wat is er viezer dan een wc-bril?

Slide 19 - Open vraag

Hoe vaak zou jij nu je mobieltje schoon moeten maken?
A
Nooit, dat hoeft niet
B
1 x per week
C
1 x per maand
D
1 x per 3-4 maanden

Slide 20 - Quizvraag

Schoonmaakmethoden
  • Stoffen
  • Stofzuigen
  • Dweilen
  • Ramen zemen


Slide 21 - Tekstslide

Werkvolgorde
  • Schoon naar vuil  --> bacteriën mogen niet verplaatst worden bv niet eerst de wc bril en dan het wasbakje pas.
  • Hoog naar laag --> als je bv stoft dan dwarrelt dit naar beneden.
  • Droog naar nat --> eerst droog schoonmaken, daarna pas klamvochtig of nat. bv eerst stofzuigen daarna pas dweilen.

Slide 22 - Tekstslide

Gebruik je 1 of 2 doekjes als je de woonkamer en de keuken gaat poetsen?
A
1, omdat je het vuil ziet zitten en je het doekje meerdere keren kan uitspoelen
B
2, omdat je anders het aangekleefd vuil naar de andere plek verplaatst
C
1, want de keuken en woonkamer zijn niet vies. Als je de wc moet poetsen gebruik je er 2
D
2, omdat 1 doekje schadelijk kan zijn voor je gezondheid

Slide 23 - Quizvraag

Schoonmaakmiddelen


Reiningsmiddelen : zichtbaar vuil bv allesreiniger

Desinfectiemiddelen : onzichtbaar vuil bv chloor


Eerst reinigen daarna pas desinfecteren

Slide 24 - Tekstslide

Gebruik van schoonmaakmiddelen
  • Lees het etiket!!!!!!
  • Volg de gebruiksaanwijzing en de voorzorgsmaatregelen
  • Doe altijd de dop terug op de fles. Ook tijdens het gebruik!!!
  • Plaats en bewaar schoonmaakmiddelen buiten het bereik van kinderen!!!
  • Zorg voor de juiste dosering. Gebruik niet te veel

Slide 25 - Tekstslide

In welke plaats moet een waterkoker het vaakst worden ontkalkt?

A
Maastricht (9,6 DH)
B
Tiel (12,3 DH)
C
Eindhoven (6,4 DH)
D
Apeldoorn (5,0 HD)

Slide 26 - Quizvraag

Water
  • Hard water -->  > HD dus veel kalk erin
  • Zacht water --> < HD dus weinig kalk erin

Slide 27 - Tekstslide

Etiket lezen
  • Pictogrammen vertellen je snel wat er bv gevaarlijk kan zijn.
  • Dosering staat erop.
  • Gebruiksaanwijzing.


Slide 28 - Tekstslide

Wat is de betekenis van dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Ontvlambaar
C
Ontplofbaar
D
Oxiderend

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Ontvlambaar
C
Ontplofbaar
D
Oxiderend

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Ontvlambaar
C
Ontplofbaar
D
Oxiderend

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Ontvlambaar
C
Ontplofbaar
D
Oxiderend

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Waarschuwings

symbolen

  • Waarschuwing
  • Hoe moet je het gebruiken

Slide 35 - Tekstslide

Mileu
  • Schoonmaakmiddelen zijn vaak slecht voor het milieu
  • Gebruik de juiste dosering.
  • Gebruik niet te veel (warm) water.
  • Vermijd oplosmiddelen en chloorbleekmiddelen.


Natuurlijk en biologisch afbreekbaar is beter voor het milieu :

Vaak gebruikt oma dit nog om te poetsen.

  • Ossengalzeep = vlekken voorbehandelen of verwijderen.
  • Soda = zout dat kan ipv chloor. reinigt, ontvet, ontsmettende werking en ontstopt.
  • Groene zeep = goede ontvetter, reinigt en ontsmettende werking.
  • Natuurazijn = ontkalkend of voor de ramen.

Slide 36 - Tekstslide

Ergonomie
  • Verstandig met je lichaam omgaan, dus letten op een goede houding.


Slide 37 - Tekstslide

Niet ergonomisch
Ergonomisch

Slide 38 - Tekstslide

Onderhoud
  • Ervoor zorgen dat iets in goede staat blijft.
  • Huishoudelijke apparatuur gaat langer mee.

Slide 39 - Tekstslide

EINDE
VRAGEN?

Slide 40 - Tekstslide