Een vz staat meestal vóór een zn, lw, of een vnw:
in de (lw) schuur, naast (pers. vnw) mij, over welke (vr. vnw) brug
Als een vz áchter een zn staat, geeft het vaak een richting aan
Een bw kan ook een plaats aangeven, maar zelfstandig, niet in relatie tot iets anders: ginds, daar, overal, er, nergens