3h - p2 - taalverzorging les 1 (leestekens)

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel: leestekens goed leren gebruiken zodat je jezelf duidelijk kunt maken in geschreven taal. 
  • Wat gaan we de komende lessen doen?
  • Waarom, waarom?                                                       10 min
  • Theorie                                                                              10 min
  • Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Waar zijn we allemaal mee bezig?
  • s.o. werkwoordspelling donderdag 21 november
  • s.o. taalverzorging 
      4 lessen 
      daarna: daltonuren 
  • Ben je je boek aan het lezen? Deadline: na kerstvakantie! 

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens. Waarom?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De regels
Komma
  • Voor of na een aanspreking:
Jessica, kun je even hier komen? 

  • Tussen de delen van een opsomming:
Ik eet graag kaas, worst en ham. 

  • Tussen twee persoonsvormen
Als het zulk lekker weer blijft, ga ik vanmiddag een stuk skeeleren. 

  • Voor 'omdat', 'want', 'maar', 'toch'... etc. 
Mijn opa krijgt een nieuwe fiets, omdat hij zich zo heeft ingezet voor de vereniging. 

  • Voor en achter een bijstelling:
Mees, het beste paard van stal, gaat vandaag met pensioen. 

Een komma geeft een rust aan. Gebruik hem: 

Slide 10 - Tekstslide

De regels
Dubbele punt
  • Een citaat:
    Merel zei: ‘Iedereen moet nu komen.’
     
  • Een gedachte: 
Ze dacht: wat een leuke docent. 

  • Een opsomming:
Hij heeft verschillende huisdieren: een kat, een hond en een cavia. 

  • Een uitleg of toelichting: 
Ik wil dat niet: het lijkt me ontzettend stom. 


Let op!
Alleen hoofdletter gebruiken bij een citaat 

Slide 11 - Tekstslide

De regels
aanhalingstekens
  • Bij citaten: 
    ‘Jij zult luisteren!’ schreeuwde Amir.
    ‘Ik ga naar huis,’ zei Allan. ‘Zie ik je morgen?’
    ‘Je kunt ervan uitgaan,’ antwoordde Mel, ‘dat we je helpen.’
     
  • Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: 
Hoe schrijf je ‘onmiddellijk’? 

  • Als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: 
Toen we te laat kwamen, zei de docent dat we weer ‘lekker op tijd’ waren. 





Slide 12 - Tekstslide

De regels
puntkomma
  • Tussen hoofdzinnen die sterker bij elkaar horen dan losse zinnen: 
Mijn oudste broer wil een nieuwe fiets; dat lijkt me niet verstandig. 

Als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen. 

In mijn vrije tijd:
eet ik graag appeltaarten; 
schilder ik ezeltjes; 
maak ik puzzels.  


Slide 13 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Ik vind dit onzin want jij doet nooit wat.
B
Ik vind dit onzin, want jij doet nooit wat.
C
Ik vind dit onzin: want jij doet nooit wat.
D
Ik vind dit onzin. Want jij doet nooit wat.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
De hond van Margreet Bruno is een beetje te wild.
B
De hond van Margreet, Bruno is een beetje te wild.
C
De hond van Margreet, Bruno, is een beetje te wild.
D
De hond van Margreet: Bruno, is een beetje te wild.

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Ik heb het volgende gehaald. Appels, banenen en peren.
B
Ik heb het volgende gehaald appels, bananen en peren.
C
Ik heb het volgende gehaald: Appels, bananen en peren.
D
Ik heb het volgende gehaald: appels, bananen en peren.

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze
A
Hij dacht wat een gedoe zeg
B
Hij dacht, wat een gedoe zeg.
C
Hij dacht: wat een gedoe zeg.
D
Hij dacht, wat een gedoe, zeg.

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag 
Maken: taalverzorging - taak 1 

Hoe: eerste 5 minuten in stilte
Klaar: extra opdracht voor pro's 
Niet af? Huiswerk volgende les 
Donderdag 14 november: TV taak 1 af

Dinsdag 19 november:
- TV taak 2 af
- WS taak 9 (voorbereiding s.o.) 

Donderdag 21 november: s.o. werkwoordspelling

Slide 18 - Tekstslide

Dit heb ik geleerd

Slide 19 - Woordweb