Tegenwoordige tijd: Ik: ik-vorm
jij: ik-vorm + t
wij: hele werkwoord
Bij twijfel gebruik het werkwoord lopen.
Verleden tijd zwakke werkwoorden:
- Enkelvoud: -te / -de
- meervoud: -ten / -den
Bij twijfel gebruik 't ex kofschip.
Verleden tijd van sterke werkwoorden:
De klank veranderd. Deze werkwoorden moet je leren.