Leer Nederlanse Gebarentaal 1F

Leer Nederlanse Gebarentaal 1F
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leer Nederlanse Gebarentaal 1F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Kennis maken met de basis van Nederlandse gebarentaal
- Leren van 1F gebaren
- Begrijpen van de betekenis van gebaren

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen van de les. Leg uit wat de studenten aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over Nederlandse gebarentaal?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Nederlandse Gebarentaal?
Een visuele taal die door dove mensen wordt gebruikt om te communiceren. Het gebruikt handgebaren, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal.

Slide 4 - Tekstslide

Leg de definitie uit van Nederlandse gebarentaal en geef context over waarom het belangrijk is om te leren.
Het handalfabet
Het handalfabet bestaat uit 26 gebaren, elk gebaar vertegenwoordigt een letter van het alfabet.

Slide 5 - Tekstslide

Laat de studenten het handalfabet oefenen door elke letter te gebaren terwijl je ze uitspreekt.
Getallen
Getallen van 1 tot en met 10 worden uitgedrukt met vingers. Bijvoorbeeld, 1 wordt vertegenwoordigd door het opsteken van één vinger.

Slide 6 - Tekstslide

Laat de studenten de gebaren oefenen voor de getallen van 1 tot en met 10. Herhaal het oefenen totdat ze de gebaren beheersen.
Kleuren
Elke kleur heeft een specifiek gebaar. Bijvoorbeeld, Rood wordt vertegenwoordigd door het gebaar waarbij de handpalm naar beneden wijst en de duim op de kin rust.

Slide 7 - Tekstslide

Laat de studenten de gebaren oefenen voor verschillende kleuren. Laat ze ook de kleuren in zinnen gebruiken om hun begrip te testen.
Dagelijkse voorwerpen
Veel dagelijkse voorwerpen hebben specifieke gebaren. Bijvoorbeeld, een telefoon wordt gebaard door de duim en pink uit te steken en de andere vingers in te trekken.

Slide 8 - Tekstslide

Laat de studenten de gebaren oefenen voor dagelijkse voorwerpen. Gebruik afbeeldingen om hun begrip te testen.
Functiewoorden
Functiewoorden zijn woorden die worden gebruikt om zinnen te verbinden. Bijvoorbeeld, 'en' wordt gebaard door de vingers van beide handen samen te voegen.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de studenten de gebaren voor functiewoorden oefenen. Gebruik zinnen om hun begrip te testen.
Oefenen
Oefen alle gebaren die je hebt geleerd en maak zinnen met de woorden die je hebt geleerd.

Slide 10 - Tekstslide

Laat de studenten een paar minuten oefenen en geef vervolgens de gelegenheid om hun zinnen in de klas te delen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.