A3: W.43: herhalingsles

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Heute

• Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  
• Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  

Herzlich Willkommen! 

Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

• Kapitel 1 wiederholen
• Redemittel Aufgabe
• Lektion 6 anfangen zu machen
• aan het einde van les kun je je s.o. inzien
  

             

Während der Unterrichtsstunde:

1 auch

2 immer

3 oft

4 nett

5 die Hauptstadt

6 wichtig

7 das Bundesland

Unterrichtsziele

• Ihr könnt Grammatik A und B auswendig ausführen.
• Ihr könnt das Redemittel Lektion 6 richtig aussprechen und mündlich übersetzen.

maak het voltooid deelwoord van: machen

1. ich habe gemacht
2. ich bin gemacht
3. ich habe gemachet

maak het voltooid deelwoord van: studieren

maak het voltooid deelwoord van: brechen

1. ich bin gebrochen
2. ich habe gebrecht
3. ich habe gebrochen

maak het voltooid deelwoord van: spielen

maak het voltooid deelwoord van: gehen

1. ich habe gegangen
2. ich bin gegangen
3. ich bin gegeht

maak het voltooid deelwoord van: reden

maak het voltooid deelwoord van: schlafen

1. ich habe geschlaft
2. ich habe geschlafen
3. ich bin geschlafen

Wiederholung Kapitel 1 

üben

De leerlingen maken enkele opdrachtjes op hun laptop.

Dit kopiëren ze naar Padlet.

Via de randomizer worden 2 leerlingen aan een andere leerling gekoppeld.

Deze leerlingen geven elkaar feedback op Padlet.

Docent laat een voorbeeld zien.

Padlet: https://padlet.com/hle5/uufq3jjkuc2f2p56

Wiederholung Kapitel 1 

Verben üben

Das Redemittel Kapitel 1 

Sätze üben und aussprechen

Ihr bekommt einen Zettel mit dem Redemittel darauf.

Lest einander die Sätze vor.

Und jetzt:

• Degene met de Duitse zinnen voor zich, vertaalt ze
• uit het hoofd naar het Nederlands en zegt dat hardop.

• Degene met de Nederlandse zinnen voor zich, vertaalt ze
  
• uit het hoofd naar het Duits en zegt dat hardop.

Grammatikübersicht - Grammatik G

bezittelijk voornaamwoord

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

mijn

jouw 

zijn

haar

zijn

onze

jullie

hun

uw

• mein[e]
• dein[e]
• sein[e]
• ihr[e]
• sein[e]
• unser[e]
• euer[e]
• ihr[e]
• Ihr[e]

• Das ist mein Vater.
• Das ist meine Mutter.
• Das ist sein Etui.
• Das ist seine Entscheidung.

Grammatikübersicht - Grammatik G

geslacht van het zelfstandig naamwoord

Schrijf het goede lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.

Wolf

Mädchen

Kuh

Gebäude

Sonntag

Frage

Krankheit

• ein
• ein
• eine
• ein
• ein
• eine

• eine

Wölfin

Zeitung

Herbsttag

Kaninchen

Lampe

Stückchen

• eine
• eine
• ein
• ein
• eine
• ein
• 
  

Aus Lektion 4:

x Ü. 7, 8, 9

x Lernbox 1, 2, 4, 5 (Dui-Nl)

x Lernbox 3a (Nl-Dui)

x Grammatik A, B, C, D, F aus Grammatikübersicht

x Klassendeutsch 

Grammatik: W-vraagwoorden 

woordenschat

Waarom zijn vraagwoorden handig om te kennen in een andere taal? Wat kun je met vraagwoorden? Welke ken je in het Nederlands?

• wer?
• wie?
• was?
• weshalb und warum?
• wo

• woher?
• wohin?
• wann?
• welch-?
• wie viel-?

Lektion 2 - Aufgabe 8 

Text lesen

Wir lesen den Text Musicalschule Hamburg zusammen durch. 

Achtet bitte auf deine Aussprache.

Beantwortet danach die Fragen auf Niederländisch. 

Aufgaben besprechen

-

Wir besprechen Aufgabe 8, 9 und 10 auf Seite 13.

Op willekeurige volgorde krijg je de beurt en lees je de hele zin voor.

Lektion 1.1

Ihr braucht das Arbeitsbuch

• We beginnen met de Aufgaben 1 bis 3 (und 5)
• We doen dit gedeeltelijk samen en in tweetallen.
• We bespreken het samen.