Grammatica zinsdelen
1 / 17
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het WWG in de zin:
De hond heeft in de mand geslapen.
De hond heeft in de mand geslapen.
A
de hond
B
geslapen
C
heeft
D
heeft geslapen
Slide 2 - Quizvraag
Wat weet je over zinsdelen ?
Slide 3 - Woordweb
Welke zinsdelen ken je al?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Maak zoveel mogelijk goede zinnen
met de woorden die in je envelop zitten.
Maak een foto van die zinnen stuur ze naar het digibord!
met de woorden die in je envelop zitten.
Maak een foto van die zinnen stuur ze naar het digibord!
Slide 6 - Open vraag
Maak een zo lang mogelijke en goede zin
met de woorden die in je envelop zitten.
Maak een foto van de zin stuur ze naar het digibord!
met de woorden die in je envelop zitten.
Maak een foto van de zin stuur ze naar het digibord!
Slide 7 - Open vraag
Een zinsdeel bestaat altijd uit één woord ?
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Hoe vind je zinsdelen?
Slide 9 - Open vraag
Hoeveel zinsdelen ?
Thuis heeft iedereen een eigen computer.
Thuis heeft iedereen een eigen computer.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen ?
Martin maakte een PowerPoint-presentatie.
Martin maakte een PowerPoint-presentatie.
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen ?
Gisteren liep de hond in het park.
Gisteren liep de hond in het park.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen ?
Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.
Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 13 - Quizvraag
Vind je dat je nu zinsdelen goed kan vinden in een zin ?
A
ja
B
nee
C
mwah
