8 november - spreken en vragen

Welkom!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback op mail komt as donderdag of vrijdag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H.1 Spreken en gesprekken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Muren
Een man gaat naar de dokter omdat hij zich al een tijdje niet goed voelt. Volgens zijn vrouw is hij overspannen. Op de vraag van de dokter wat de klachten zijn, antwoordt de man: ‘Als ik thuiszit, komen de muren op me af.’ Waarop de arts zegt: ‘Dan moet u niet bij mij zijn, maar bij de woningbouwvereniging.’
Wat gaat er in dit gesprek mis?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijkopdracht

a) Turf het aantal open vragen in het fragment.
b) Turf ook het aantal gesloten vragen.
c) Welke verschillen merk je aan de antwoorden ?
Wat voor antwoorden leveren gesloten vragen vaak op?
Hoe verschilt dit van de antwoorden op open vragen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zouden journalisten vaker open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Er zijn twee soorten vragen: gesloten en open vragen.
  1. Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.
  2. Open vragen geven vaak een langer antwoord en werken daarom goed om een gesprek op gang te brengen.

Slide 9 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Open maken
Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Bent u blij met uw baan?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
  • Na een antwoord kun je even nadenken en doorvragen.
  • Dat betekent dat je met een nieuwe vraag ingaat op het antwoord van de geïnterviewde.
  • Je vraagt door wanneer je het gevoel hebt dat de geïnterviewde nog niet voldoende antwoord heeft gegeven.

antwoord heeft gegeven.

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”
Open vraag
Wat zijn het?
Beginnen met een W of een H:
Wie? Wat? Waarom? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Hoezo?
Wat doen ze?
Je krijgt meer informatie van de ander.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul bij onderstaande vraag en antwoord steeds een passende vervolgvraag in.

V: Wilde u altijd al schrijver worden?
A: Ja.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passende vervolgvraag in
V: Zitten er ook vervelende kanten aan schrijver zijn?
A: Ja, het is wel een eenzaam beroep. Ik houd wel van gezelschap en heb het ook nodig om onder de mensen te zijn. Omdat ik de hele dag thuiszit, moet ik mijn best doen om andere mensen te ontmoeten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passende vervolgvraag in
V: Hoe kwam u op het idee om een boek over uw woonplaats te schrijven?
A: Eigenlijk vond ik mijn woonplaats nogal saai, maar mijn buurman vertelde een interessant verhaal en toen heb ik het een en ander uitgezocht. Ik ontdekte dat er in het dorp behoorlijk wat bijzondere dingen gebeurd zijn en daar heb ik toen een verhaal omheen bedacht.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul een passende vervolgvraag in
V: Sommige dorpsbewoners zijn boos en zeggen dat uw boek niet goed weergeeft wat er gebeurd is. Wat vindt u daarvan?
A: Ik wilde niet de waarheid vertellen, maar een mooi verhaal schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van het interview?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: bedenk met je groepje ten minste vijf vragen die je wil stellen tijdens het interview

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op met je mobiel.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies