4.2 welzijn

H4.2 welzijn
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H4.2 welzijn

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
Bespreken samenvatting
Herhaling van H4.1
Uitleg H4.2
Noteren huiswerk H4.2

Slide 2 - Tekstslide

Samenvatting 4.1
Samenvatting n.a.v. leerdoelen

4.1 Welvaart
Je weet wat het bbp/inwoner is
Bruto Binnenlands Product is het totaal wat er verdiend wordt in een land. Dit wordt uitgerekend per persoon. Dit is een gemiddeld getal, zodat landen met elkaar vergeleken kunnen worden.









Slide 3 - Tekstslide

je kunt het verband uitleggen tussen het bbp/inwoner en de verdeling van de beroepsbevolking

Beroepsbevolking is alle mensen die tegen betaling werken, plus de werklozen.
Werk is in te delen in drie sectoren:
-primaire sector (o.a. landbouw)
-secundaire sector (industrie)
-tertiaire sector (diensten).
De verdeling van de beroepsbevolking zegt iets over de welvaart (=rijkdom) van een land. In een rijk land werken weinig mensen in de primaire sector en veel in de tertiaire sector. In een arm land werken veel mensen in de primaire sector.






Slide 4 - Tekstslide

je kunt landen indelen in vier categorieën op basis van het bbp/inwoner
- lage-inkomenslanden = periferie. Zijn de armste landen, veel mensen leven onder de armoedegrens ($1,90 per dag). Veel mensen werkzaam in de landbouw. Lage productiviteit = opbrengst per dier of oppervlakte.
- lage-middeninkomenslanden = semiperiferie. Rol in wereldeconomie neemt toe. Veel mensen werken in secundaire sector. Fabrieken maken eenvoudige producten (bv kleding).
- hoge-middeninkomenslanden = semiperiferie. Al aanzienlijke rol in wereldeconomie. Ontwikkelde industrie die hoogwaardige producten maakt (bv computeronderdelen). Groeiende middenklasse die ook luxeproducten consumeert (bv scooters en auto’s)
- hoge-inkomenslanden = centrumlanden. Zijn de rijkste landen. Hoge productiviteit door gebruik robottechnologie.






Slide 5 - Tekstslide

Je begrijpt dat de armoedegrens verschilt naar welvaartsgraad
Armoedegrens is het maximale geldbedrag dat iemand nodig heeft om te kunnen leven. In een rijk land (dus hoge welkaart) zijn de prijzen hoger (omdat mensen meer verdienen) en is er dus meer geld nodig om te kunnen leven. De armoedegrens is daardoor ook hoger.






Slide 6 - Tekstslide

wat is het BBP?
A
binnenlands banen product
B
bruto beroepsbevolking
C
bruto bestedingen
D
bruto binnenlands product

Slide 7 - Quizvraag

Het BBP van Nederland is hoger dan het BBP van China.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt er gemeten in bbp of in bbp per hoofd van de bevolking.
A
Industrie
B
Landbouw
C
Diensten
D
Economische ontwikkeling

Slide 9 - Quizvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 10 - Sleepvraag

Semi periferie
Periferie
Centrum

Slide 11 - Sleepvraag

Australië is onderdeel van de
A
Centrumlanden
B
Semiperiferie
C
Periferie
D
Perongeluk

Slide 12 - Quizvraag

Welk verband bestaat er tussen de verdeling beroepsbevolking & de welvaart?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Hoe hoger de welvaart, hoe meer mensen in de dienstensector werken.

Hoe lager de welvaart, hoe meer mensen in de landbouw werken.

Slide 14 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
  • Je weet hoe je het welzijn van een land meet

  • Begrijp je dat welzijn meer zegt over levensomstandigheden in een land dan welvaart

  • Begrijp je het verschil tussen de informele sector en 
    formele sector

Slide 15 - Tekstslide

het welzijn
Rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden zoals gezondheid, scholing en voedsel. 

Slide 16 - Tekstslide

Human Development Index



Bevat o.a. deze 3 onderdelen:
1. levensverwachting = hoe oud men verwacht dat je wordt bij je geboorte)
2. alfabetiseringsgraad = % mensen ouder dan 15 jaar die kunnen lezen en schrijven
3. koopkracht = hoeveel spullen je kan kopen van je inkomen


Welzijn wordt weergegeven met bijvoorbeeld de Human Development Index (= welzijnsindex)

Slide 17 - Tekstslide

Laag inkomen maar ook lage prijzen
Lunch in Peru: 20 eurocent
Lunch in NL: 3 euro

Slide 18 - Tekstslide

Welvaart en welzijn zegt dus iets over hoe ontwikkeld een land is.
Vaak hebben rijke landen ook een hoog welzijn.
Welvaart en welzijn zegt dus iets over hoe ontwikkeld een land is. Vaak hebben rijke landen ook een hoog welzijn. 

Wat valt je op aan de kaart? 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Formele sector
= Deel van de economie waarvan zaken wel officieel worden opgeschreven. Bijvoorbeeld werken in een winkel, voor de overheid of op kantoor.
Kenmerken:
1) belasting betalen
2) ook doorbetaald bij ziekte
3) bouwt pensioen op

Slide 21 - Tekstslide

Informele sector
= Deel van de economie waarvan zaken niet officieel worden opgeschreven.
Kenmerken:
1) niet bekend bij overheid
2) de inkomsten wisselen 
3) bij ziekte geen geld
Dus wordt niet meegerekend met het BBP/inwoner.

Volgens het BBP/inwoner lijkt een land dus armer dan het werkelijk is.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat leer je vandaag?
  • Je weet hoe je het welzijn van een land meet

  • Begrijp je dat welzijn meer zegt over levensomstandigheden in een land dan welvaart

  • Begrijp je het verschil tussen de informele sector en 
    formele sector

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 4.2: 1, 2, 3

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een
 infographic?
Een infographic is een
folder met korte 
teksten en tekeningen 
die samen informatie 
duidelijk en leuk laten 
zien.

Slide 26 - Tekstslide