H1L10 - 1THE - Donderdag - 1.7 Grammatica zinsdelen

Welkom 1THE : )

Planning van dit uur

• Tien minuten stillezen (leesboek of geprinte tekst)
• Praten over realistische en niet-realistische fictie en non-fictie
• Herhaling grammatica 
• Zelfstandig werken: maak opdracht 5 t/m 7 van 1.7 Grammatica zinsdelen 
  
• Alvast opdrachten bespreken (als er tijd is)

Aan het einde van deze les

• heb je herhaald hoe je de persoonsvorm in de zin vindt met de tijdproef;
  
• heb je herhaald wat de zinsdeelproef is;
• heb je geoefend met de tijdproef en de zinsdeelproef. 

Nederlands

Aankomende toetsen en opdrachten:

• SO Grammatica (week 41)
• Leestijdlijn inleveren (week 43)

Realistische fictie

Niet-realistische fictie

Non-fictie

Grammatica

• Zinsdelen (persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp)
• Woordsoorten (lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord)

Persoonsvorm

• Werkwoord
• Meestal één woord
• Enkelvoud of meervoud
  
  Waar gaan we vanavond eten? 

Hoe vind je de persoonsvorm? 

Waar gaan we vanavond eten? 

1	2
Vraagzin maken	Tijdproef (tijd veranderen)
x	Waar gingen we vanavond eten?

De leerling loopt op straat.

De leerling loopt op straat.

Zinsdeel

• Eén woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
• Een zinsdeel heeft een functie
• Er kan maar één zinsdeel voor de persoonsvorm staan

Zinsdelen vinden: zinsdeelproef

Stap 1

Onderstreep de persoonsvorm (pv)

Stap 2

Probeer steeds een woordgroep of een enkel woord voor de persoonsvorm (pv) te zetten

Stap 3

Kan dit deel voor de persoonsvorm (pv) staan, dan is het een zinsdeel. 

Op straat loopt de leerling.

Op loopt straat de leerling.

De leerling | loopt | op straat.