Belangrijk: Extra les op dinsdag 25 maart. Toets H6 is op donderdag 27 maart.
Slide 2 - Tekstslide
Wat we gaan leren:
Je kunt uitleggen wat een bedrijfskolom is.
Het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.
Je kunt uitleggen wat afschrijving is en hoe je die berekent.
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk controle
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk video opdracht
Welke productiefactoren hebben jullie onthouden van het filmpje?
Slide 5 - Tekstslide
Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt om te produceren , kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Slide 6 - Tekstslide
Productiefactor
Je krijgt beloningen van de productiefactoren
Productiefactor
Beloning
Voorbeeld
Kapitaal
Rente, huur
Het verhuren van een gebouw
Arbeid
Loon
Je werkt
Natuur
Pacht
Je leent grond uit
Ondernemerschap
Winst
Een bedrijf maakt winst.
Slide 7 - Tekstslide
Bedrijfskolom
Alle bedrijven die aan product meewerken,
vormen een bedrijfskolom.
Elk bedrijf bewerkt het product en voegt er zo
waar aan toe = Toegevoegde waarde
Hoeveel waarde voegt de scooterfabriek toe?
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht
Zoek in duo's/drietallen uit welke bedrijven er komen kijken bij het maken van een zelfgekozen product.
Hulp: Internet gebruiken
Tijd; 5 minuten
Klaar? Begin maken met de overige opdrachten van 6.1
Doel: Jullie begrijpen wat een bedrijfskolom is.
Slide 9 - Tekstslide
Produceren
- Een product kan worden gemaakt door mensen en/ of machines.
twee soorten productie:
- Arbeidsintensieve productie: product wordt meer door mensen geproduceerd dan machines.
- Kapitaalintensieve productie: Product wordt meer door machine geproduceerd dan mensen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
In duo's/drietallen ga je opzoek naar producten dat wordt gemaakt op arbeidsintensieve- én kapitaalintensieve productie worden gemaakt.
Tijd: 4 minuten
hulp: Chromebook/ je eigen sterke kennis.
uitkomst: Je weet de begrippenverschil tussen de productie
Klaar? verder werken aan de opdrachten
Slide 12 - Tekstslide
Afschrijvingskosten
Een kapitaalgoed zoals een auto, laptop of machine, wordt elk jaar minder waard. Deze waardevermindering noem je afschrijving.
Formule
(Aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Stel, je hebt een bedrijfsauto voor 50.000 gekocht met restwaarde van 5000 en een gebruiksduur van 10 jaar
(50.000-5.000) : 10 = 4500 per jaar is de afschrijving
Schrijf nu de formule op op blz. 186.
Slide 13 - Tekstslide
zelf oefenen
De Zara heeft behoefte in een nieuwe zelfscankassa. De kassa kost 2000 euro. De Zara verwacht dat de kassa 5 jaar meegaat en ze nog 500 euro kunnen terugkrijgen ervoor.
Gevraagd: bereken de afschrijvingskosten per jaar voor de zelfscankassa
Slide 14 - Tekstslide
Vraag 12
Slide 15 - Tekstslide
Korte herhaling
Wat zijn de vier productiefactoren?
Welke beloning krijg je voor deze productiefactoren?