6.1.2

6.1 Produceren maar (2)
Economie
Pincode
Mark Barnhoorn
18-04-2024
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

6.1 Produceren maar (2)
Economie
Pincode
Mark Barnhoorn
18-04-2024

Slide 1 - Tekstslide

programma
- welkom
- Terugblik vorige les 
- Huiswerk na kijken
- leerdoelen
- Theorie + opdrachten
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een bedrijfskolom is.

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren.
Je kunt uitleggen wat afschrijving is en hoe je die berekent.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Wat zijn de vier productiefactoren?

Welke beloning krijg je voor deze productiefactoren?

Wat is toegevoegde waarde

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk controle

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die aan product meewerken,
vormen een bedrijfskolom.

Elk bedrijf bewerkt het product en voegt er zo
waar aan toe (Toegevoegde waarde)


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Zoek in duo's/drietallen uit welke bedrijven er komen kijken bij het maken van een zelfgekozen product. 
Hulp: Internet gebruiken
Tijd; 5 minuten
Klaar? Begin maken met de overige opdrachten van 6.1

Doel: Jullie begrijpen wat een bedrijfskolom is.

Slide 7 - Tekstslide

produceren
- Een product kan worden gemaakt door mensen en/ of machines.
twee soorten productie:

- Arbeidsintensieve productie: product wordt meer door mensen geproduceerd dan machines.

- Kapitaalintensieve productie: Product wordt meer door machine geproduceerd dan mensen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
In duo's/drietallen ga je opzoek naar producten dat wordt gemaakt op arbeidsintensieve- én kapitaalintensieve productie worden gemaakt.

Tijd: 5 minuten
hulp: Chromebook/ je eigen sterke kennis.
uitkomst: Je weet de begrippenverschil tussen de productie
Klaar? verder werken aan de opdrachten

Slide 9 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Een kapitaalgoed zoals een auto, laptop of machine, wordt elk jaar minder waard. Deze waardevermindering noem je afschrijving.

Formule
(Aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Stel, je hebt een bedrijfsauto voor 50.000 gekocht met restwaarde van 5000 en een gebruiksduur van 10 jaar
(50.000-5.000) : 10 = 4500 per jaar is de afschrijving

Slide 10 - Tekstslide

zelf oefenen
De Zara heeft behoefte in een nieuwe zelfscankassa. De kassa kost 2000 euro. De Zara verwacht dat de kassa 5 jaar meegaat en ze nog 500 euro kunnen terugkrijgen ervoor. 

Gevraagd: bereken de afschrijvingskosten per jaar voor de zelfscankassa

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: overige opdrachten van 6.1 (blz. 162)

Klaar? Kijken voor de herhalingsopdrachten van 6.1 (blz. 178) Alleen de oneven getallen! (1.3.5)


Slide 12 - Tekstslide