In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Goederenstroom
Periode 2 Week 1
Slide 1 - Tekstslide
Agenda
Week 1: Voorraadbeheer
Week 2: Voorraadbeheer
Week 3: Online en offline
Week 4: Online en offline
Week 5: Online en offline
Week 6: Derving
Week 7: Derving
Week 8: Derving
Week 9: Inleveren verslag
Slide 2 - Tekstslide
Doel van deze les
Aan het einde van deze les..
.. weet je wat een besteleenheid is.
.. leer je de optimale bestelgrootte.
.. leer je verschillende bestelmethoden.
Slide 3 - Tekstslide
Wat betekend afboeken?
Slide 4 - Open vraag
Wat zijn kengetallen?
Slide 5 - Open vraag
Kengetallen
Om goede beslissingen te kunnen nemen over de voorraad gebruik je kengetallen.
Die maken de voorraadgegevens inzichtelijk, zodat je conclusies kunt trekken over het voorraad beheer.
Slide 6 - Tekstslide
Kengetallen
Een kengetal is een getal dat inzichtelijk maakt hoe je bedrijf ervoor staat.
Een kengetal is een verhoudingsgetal dat een verband geeft tussen twee soorten gegevens.
Bijvoorbeeld de voorraad in vergelijking met de verkopen in een periode.
Slide 7 - Tekstslide
Gemiddelde voorraad
Als de voorraadadministratie op order is, kun je die informatie gebruiken voor toekomstige beslissingen over de voorraad.
De gemiddelde voorraad is de omvang van je voorraad.
Dit is handig om te weten, om bijvoorbeeld de producten te verzekeren tegen diefstal of brand.
Slide 8 - Tekstslide
Kengetallen
Omzetduur
Is het aantal keren dat de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode wordt verkocht.
Omzetsnelheid
Geeft de tijd aan die nodig is om de gemiddelde voorraad een keer om te zetten in geld.
Slide 9 - Tekstslide
Resultaten kengetallen
Als je de omzetduur weet, dan kun je daar je voorraad en moment van bestellen op aanpassen. Is de omzetduur van een artikel laag, dan betekent dat je hier niet veel van op voorraad hoeft te hebben.
Als je de omzetsnelheid weet kan je ook informatiegeven over de beste opslaglocatie. Goederen met een hoge omzetsnelheid hebben een plaats vooraan in het magazijn. Je kunt er makkelijk bij en snel in de winkel vullen.
Slide 10 - Tekstslide
Bestellen
Als je een winkel hebt, dan is het noodzakelijk dat je goederen bestelt.. Anders heb je niks te verkopen.
Inkopen en bestellen doe je bij een of een aantal leveranciers. Wanneer je dat doet en hoe vaak of hoeveel je bestelt, is afhankelijk van een aantal factoren.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
Ga op onderzoek uit en beantwoord de volgende vraag:
Met welke factoren moet je rekening houden met bestellen?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Bestellen
Bij het bestellen van producten let je op:
de besteleenheid,
het bestelmoment,
de bestelfrequentie
en de bestelkosten.
Slide 14 - Tekstslide
Besteleenheid
Een besteleenheid is de hoeveelheid artikelen die in een verpakkingseenheid geleverd worden.
Slide 15 - Tekstslide
Besteleenheid
Per stuk
Per doos
Per pallet
Per displaymeubel
etc etc.
Slide 16 - Tekstslide
Let op!
Een van de meest gemaakte fouten bij bestellen is dat de medewerker niet goed kijkt om welke verpakkingseenheid het gaat.
Slide 17 - Tekstslide
Bestelmoment
Het bestelmoment is het tijdstip waarop je en bepaalde bestelling plaats. Sommige winkeliers verdelen de bestelmomenten over een periode, bijvoorbeeld een week. Soms gebeurt het ook dagelijks, bij bijvoorbeeld verse producten.
Slide 18 - Tekstslide
Bestelfrequentie
De bestelfrequentie is het aantal keer dat je een bestelling plaatst in een bepaalde periode.
Dit hangt af van:
- De omvang van de voorraad
- de levertijd
- bestelkosten
- houdbaarheid
- afzet
Slide 19 - Tekstslide
Let op! Bestelfrequentie
Dagverse artikelen, zoals melkproducten of groenten bestel je dagelijks. Op die manier liggen ze vers in de winkel. Voor tandpasta, kleding of gereedschap is dit niet nodig.
Slide 20 - Tekstslide
Bestelkosten
Bestellen is natuurlijk niet gratis.
- Verzend- of transportkosten
- Personeelskosten
- Administratiekosten
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht
Beantwoord de volgende vragen:
1. Beschrijf vier factoren waar je op moet letten bij het bestellen.
2. Let uit wat de vier factoren betekenen en hoe ze de bestelgrootte bepalen.
Slide 22 - Tekstslide
Wat maakt goed voorraadbeheer niet mogelijk?
A
De voorraadkosten te beperken
B
Lege schappen te voorkomen.
C
De winstgevendheid te vergroten.
D
Veel derving.
Slide 23 - Quizvraag
Voorraadbeheer
Goed voorraadbeheer maakt het mogelijk om:
1. De voorraadkosten te beperken
2. Lege schappen te voorkomen
3. De winstgevendheid te verhogen
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht
Bestelkosten kun je opdelen in drie verschillende soorten. Welke soorten zijn dat? Geef van elk een voorbeeld.
Slide 25 - Tekstslide
Optimale bestelgrootte
Bij het bestellen van artikelen wil je er aan de ene kant voor zorgen dat er altijd genoeg artikelen in de winkel aanwezig zijn om iedere klant tevreden te kunnen stellen.
Maar aan de andere kant wil je graat dat de kosten die daarbij horen zo laag mogelijk zijn.
Dit kan je oplossen met de formule van Camp.
Slide 26 - Tekstslide
Optimale bestelgrootte
De optimale bestelgrootte is de hoeveelheid artikelen die je per keer bestelt waarbij de opstelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten zo laag mogelijk is. De optelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten noem je de totale kosten.
Slide 27 - Tekstslide
De formule van Camp
Slide 28 - Tekstslide
Dus..
Je wilt de kosten zo laag mogelijk houden. Dat kan door te zoeken naar de bestelgrootte waarbij de bestelkosten en de voorraadkosten in totaal zo laag mogelijk zijn.
Dit bereken je met de formule van Camp.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Restrictie
De optimale bestelgrootte moet ook rekening houden met:
1.Vermogen restrictie: Genoeg geld voor de voorraad?
2. Magazijn restrictie: Genoeg ruimte voor de voorraad?
Slide 31 - Tekstslide
Opdracht
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat versta je onder de optimale bestelgrootte?
2. Geef twee redenen waarom je de optimale bestelgrootte wilt weten.
Slide 32 - Tekstslide
Hoe kan je de bestelkosten verlagen?
Slide 33 - Open vraag
Opdracht
Beantwoord de volgende vragen:
1. Leg uit dat meer voorraad aanhouden van een artikel ook betekent dat de bestelkosten afnemen.
2. Leg uit dat het willen verlagen van de bestelkosten ertoe kan leiden dat de voorraadkosten toenemen.
Slide 34 - Tekstslide
Challenge week 1
1. Op welke vier factoren moet je op letten bij het bestellen van producten?
2. Wat is de bestelfrequentie?
3. Wat zijn de drie soorten bestelkosten?
4. Wat reken je uit met de formule van Camp?
5. Hoe kan je de bestelkosten verlagen?
Slide 35 - Tekstslide
Bestelpunt
Het bestelpunt is het moment dat je de bestelling gaat plaatsen.
Je houdt hier rekening met de minimum voorraad en de veiligheidsvoorraad.