XKA 3.1: Genotype en fenotype M3 2022

Thema 3: Erfelijkheid en evolutie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 3: Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  •  Vragen voor de toets
  • Uitleg basisstof 1 en 2
  • Vragen LessonUp
  • Huiswerk maken/leren voor de toets

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog/al?
Maak opdr. 1 en 2 op blz. 166 van je werkboek.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Basisstof 1: Genotype en fenotype

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Leerdoelen bij Thema 3 Erfelijkheid
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven. (SE)
Je kunt beschrijven dat katten informatie over de vachtkleur doorgeven via de geslachtschromosomen.
Je kunt methoden beschrijven om organismen te klonen en uitleggen wat de functie van klonen is.

Slide 8 - Tekstslide

Chromosoom, gen en allel
  • Mensen hebben per cel 46 chromosomen
  • Gen -> stukje DNA die samen de informatie voor één eigenschap bevatten
  • Genen kunnen 'aan' en 'uit' staan
  • Elk gen bestaat uit twee allelen

Slide 9 - Tekstslide

Genotype
  • Informatie over erfelijke eigenschappen
  • Wordt bepaald door de eicel en zaadcel.
  • Embryo groeit door mitose en het genotype verandert niet meer.

Slide 10 - Tekstslide

Fenotype
  • Zijn alle eigenschappen van een organisme (zichtbaar én onzichtbaar)
  • Je kan je fenotype veranderen door bijvoorbeeld je haar te verven.
  • Wordt bepaald door genotype, maar ook je omgeving!

Slide 11 - Tekstslide

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 12 - Quizvraag

Uit welk stof bestaan chromosomen?
A
Chromosomen
B
Moedercel
C
Celkern
D
DNA

Slide 13 - Quizvraag

Wat kan er wel veranderen en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 14 - Quizvraag

Mathilde laat een permanent zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel en fenotype niet
B
fenotype wel en genotype niet
C
genotype niet en fenotype niet
D
genotype wel en fenotype wel

Slide 15 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 16 - Quizvraag

Wat is van invloed op je fenotype
A
genotype
B
genotype + leeftijd
C
invloeden milieu en leeftijd
D
genotype en invloeden uit milieu

Slide 17 - Quizvraag

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment .......................
A
van innesteling
B
dat de zaadcel de eicel binnengaat
C
van bevruchting
D
dat het milieu invloed heeft

Slide 18 - Quizvraag

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Sproeten
Een litteken
gespierd lichaam
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 19 - Sleepvraag