Examentraining 2 - Zouten, zuren en basen

Examentraining 2 
Zouten, zuren en basen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Examentraining 2 
Zouten, zuren en basen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt een reactievergelijking kloppend maken. 
Leerdoelen
  • Je kunt een verhoudingsformule opstellen bij een zout.
  • Je kunt vergelijkingen opstellen bij zouten, zuren en basen. 
  • Je kunt uitleggen wat een zuur en een base is.
  • Je kunt rekenen met titraties. 
  • Je kunt uitleggen hoe drinkwater wordt gemaakt. 

Slide 2 - Tekstslide

ZOUTEN 

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord 'zouten'?

Slide 4 - Woordweb

Ionen


Een atoom is een deeltje zonder lading.
Aantal protonen = Aantal elektronen
Een ion is een deeltje met een positieve of een negatieve lading. Er zijn dan meer of minder
elektronen dan protonen. 

Slide 5 - Tekstslide

Samengestelde ionen


Enkelvoudige ionen zijn eigenlijk atomen met een lading. Samengestelde ionen bestaan uit meerdere elementen. Deze moet je uit je hoofd leren. 

Slide 6 - Tekstslide

Zouten / ionaire stoffen 


Zouten zijn opgebouwd uit positieve (metaal-)ionen en negatieve (niet-metaal) ionen. (Samengestelde ionen vormen een uitzondering daar op.) 
Tussen de ionen bevindt zich een sterke ionbinding. 
De totale lading van een zout is neutraal. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 1: zilversulfaat



Voorbeeld 2: Bariumfosfaat 
Verhoudingsformules zouten 


Stap 1: formules van ionen met lading opschrijven

Stap 2: index aanpassen zodat ladingen gelijk zijn

Stap 3: ladingen weglaten in eindantwoord.  
Voorbeeld 1:
Ag2SO4
Voorbeeld 2:
Ba3(PO4)2 
(Let op. Cijfers klein schrijven.) 

Slide 8 - Tekstslide

De verhoudingsformule van het zout calciumhydroxide is...
A
CaOH
B
Ca2OH
C
CaOH2
D
Ca(OH)2

Slide 9 - Quizvraag

Welke verhoudingsformule hoort bij het zout: kwik(II)hydroxide?
A
HgOH
B
Hg(OH)2
C
HgO2H4
D
KwOH

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van magnesiumsulfaat?
A
MgS2O4
B
MgSO3
C
MgS
D
MgSO4

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van calciumchloride?
A
Ca2Cl2
B
Ca2Cl
C
CaCl
D
CaCl2

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van natriumchloride?
A
HCl
B
KCl
C
NaOH
D
NaCl

Slide 13 - Quizvraag

Zouten oplossen

 



Als een zout oplost valt het zout uit elkaar in losse ionen. 
In de BINAS kun je opzoeken hoe goed zouten oplossen. 
Beginstof is vast! 

Oplosvergelijking: 
KCl (s) --> K+(aq) + Cl- (aq)
Zouten indampen

Als je een oplossing
indampt verdampt het
water. Daardoor
vormen de ionen
weer een vast zout. 
Beginstof is opgelost! 

Indampvergelijking:
K+(aq) + Cl- (aq) --> KCl (s)



Slide 14 - Tekstslide

Schrijf de oplosvergelijking op bij het zout bariumchloride.
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de oplosvergelijking op bij het zout ijzer(III)nitraat.
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de indampvergelijking op voor een oplossing met barium- en hydroxide-ionen.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de indampvergelijking op voor een oplossing met ijzer(II)- en chloride-ionen.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Oplossingen van zouten bij elkaar
Een oplossing van KI wordt gemengd met een oplossing van Pb(NO3)2. 
Wat gebeurt er? 

Slide 19 - Tekstslide

Welke neerslag ontstaat er wanneer je een oplossing van ammoniumfluoride en calciumjodide bij elkaar voegt?
A
Ammoniumjodide
B
Calciumfluoride
C
Ammoniumfluoride
D
Calciumjodide

Slide 20 - Quizvraag

Hanjo mengt een oplossing van loodnitraat met kaliumjodide. Welke neerslag ontstaat er?
A
loodnitraat
B
loodjodide
C
kaliumnitraat
D
kaliumjodide

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf de reactievergelijking op bij de vorming van een neerslag tussen kaliumchloride en zilvernitraat. Let op toestandsaanduidingen.

Slide 22 - Open vraag

Neerslagreacties


De reactie die je net zag leverde een gele vaste stof op. We zeggen dan: er is een neerslag ontstaan.
In de Binas kun je opzoeken of stoffen goed oplossen of niet. 
G= goed oplosbaar (dus GEEN neerslag)
S = slecht oplosbaar (er zal een neerslag ontstaan) 

Slide 23 - Tekstslide

Ongewenste ionen verwijderen 


Je hebt een oplossing met daarin ijzer(II)ionen. Welke zoutoplossing kun je toevoegen zodat de ijzerionen neerslaan?


Je hebt een oplossing met daarin calciumionen. Welke zoutoplossing kun je toevoegen zodat de calciumionen neerslaan?

Slide 24 - Tekstslide

Onderzoek zouten


Carel heeft een oplossing van een van de volgende zouten: natriumchloride, natriumfosfaat of natriumsulfaat. Hij wil onderzoeken welk zout zijn oplossing bevat. Hiertoe verdeelt hij de oplossing over twee reageerbuizen. Aan de ene buis voegt hij een oplossing van bariumchloride toe. Er ontstaat een neerslag. Aan de andere buis voegt hij een oplossing van kopernitraat toe. Het mengsel blijft helder.

Welk zout bevatte de oplossing van Carel?
natriumsulfaat

Slide 25 - Tekstslide

Onderzoek zouten


Bernard heeft een oplossing die een van de volgende soorten ionen bevat: Ba2+, Fe2+, K+, Pb2+. Hij wil onderzoeken welk van deze ionen in de oplossing aanwezig is. Hiertoe voert Bernard twee proefjes uit.

Proef 1: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumsulfaat toe. De oplossing blijft helder.

Proef 2: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumhydroxide toe. Er ontstaat een neerslag. Welk soort ionen bevatte de oorspronkelijke oplossing?
De oplossing bevat ijzerionen. 

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen 
Maak de opdrachten 1 t/m 3 van 4.3 
Oefenen 

Maak nu de opdracht kunstmest.


Maak de opdrachten alleen.  
Na 5 minuten bespreken we de opgave. 
timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

ZUREN EN BASEN 

Slide 28 - Tekstslide

Wat weer je over het onderwerp zuren en basen?

Slide 29 - Woordweb

Zuren
Een zuur is een stof die een H+ -ion kan afstaan.
pH < 7 
Kun je gebruiken om kalk op te lossen. 
Basen  
Een base is een stof die een H+ -ion kan opnemen.
pH > 7 
Kun je gebruiken om vet te verwijderen. 

Slide 30 - Tekstslide

Indicatoren 
Rodekoolsap


Paars bij zuur
Groen bij base. (Meerder kleuren.)
Rood / blauw lakmoespapier 
 
Rood bij zuur, blauw bij base.
Indicatorpapier


Verschillende kleuren.

Slide 31 - Tekstslide

Indicatoren in Binas

Slide 32 - Tekstslide

Zure oplossingen ('verdund' zuur)

Slide 33 - Tekstslide

Veel voorkomende basen 

Slide 34 - Tekstslide

Zuur-base reacties
 
OH- als base: H+ + OH- --> H2O
O2- als base: 2H+ + O2- --> H2O
CO32- als base: 2H+ + CO32- --> CO2 + H2O
NH3 als base: H+ + NH3 --> NH4+

Slide 35 - Tekstslide

Reactievergelijkingen 
Een zuur en een base kunnen elkaar neutraliseren.
In een zuur-basereactie schrijf je GEEN tribune-ionen op.

Tim mengt natronloog met fosforzuur. Schrijf de reactievergelijking bij deze zuur-basereactie. 


Gijs wil zoutzuur neutraliseren met behulp van kalkwater. Schrijf de reactievergelijking op. 
 

Slide 36 - Tekstslide

Is dit een zuur-base reactie:
CaO + 2 H+ --> Ca2+ + H2O
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quizvraag

Welke stof(fen) ontstaan bij de reactie van een zuur met een carbonaat?
A
water
B
water en tribune ionen
C
water en koolstofdioxide
D
water, koolstofdioxide en tribune ionen

Slide 38 - Quizvraag

Maurits mengt citroenzuur met een oplossing van magnesiumoxide.
Welke zuur-basereactie hoort hier bij?

Slide 39 - Open vraag

Titraties 
Een titratie is een toepassing van een zuur-base-reactie. 
Gegeven: 1,0 mL natronloog komt overeen met 3,27 mg fosforzuur.
Wat is de concentratie fosforzuur in g/L?

Xam gebruikt 6,7 ml natronloog om zijn verdunde oplossing van Cillit Bang te titreren. Hoeveel mg fosforzuur is dat? 

Xam heeft 10x verdund. Hoeveel mg fosforzuur zit er in de originele Cillit Bang? Deze hoeveelheid mg zat in 10 ml. Hoeveel gram is dat per liter? 

 

Slide 40 - Tekstslide

Titratie 2 
1,0 mL natronloog komt overeen met 3,27 mg fosforzuur.
Wat is de concentratie fosforzuur in g/L?

 Owen gebruikt 7,2 ml natronloog om de verdunde oplossing van Cillit Bang te titreren. Hoeveel mg fosforzuur is dat? 


Owen heeft 10x verdund. Hoeveel mg fosforzuur zit er in de originele Cillit Bang? Deze hoeveelheid mg zat in 10 ml. Hoeveel gram is dat per liter? 
 

Slide 41 - Tekstslide

Wat vond je van deze examentraining?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Heb je nog verbeterpunten voor deze examentraining?

Slide 43 - Open vraag

Ontstaat er een neerslag als oplossingen van zilvernitraat en kaliumchloride worden gemengd?
A
Ja,AgNO3
B
Ja,AgCl
C
Nee,NaNO3lostgoedop
D
Ja,NaCl

Slide 44 - Quizvraag