Les 2: chronische ziektes

Les 2
Waar gaan we vandaag mee aan de slag?

- Chronische ziektes


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LeefstijlMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 2
Waar gaan we vandaag mee aan de slag?

- Chronische ziektes


Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "chronisch"?

Slide 2 - Open vraag

Wat beteken chronisch?

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer ben je chronisch ziek?
- Kan zowel een lichamelijke als geestelijke aandoening zijn.
- Geen volledige genezing.
- Ziekte die minimaal 6 weken tot 3 maanden duurt.
- De ziekteduur is meestal lang en heeft een wisselend beloop.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken:
- Het is aanhoudend en geen zicht op algeheel herstel
- De ziekte duurt minimaal 3 maanden of een patiënt heeft er minstens 3x per jaar last van
- Langdurig en intensief zorggebruik
- Lichamelijke en geestelijke gevolgen, denk aan depressie of lichamelijke klachten
- Stapsgewijs meer last van

Slide 5 - Tekstslide

Welke chronische ziektes
ken jij?

Slide 6 - Woordweb


4 typen chronische ziekten




Slide 7 - Tekstslide

1. Levensbedreigende ziekten.

Bijvoorbeeld kanker of een beroerte.

Slide 8 - Tekstslide

2. Aandoeningen die tot periodiek terugkerende klachten leiden

Bijvoorbeeld reuma of epilepsie

Slide 9 - Tekstslide

Wat is epilepsie?
A
een soort kortsluiting in de hersenen
B
zuurstof tekort in de hersenen
C
een bloedvatvernauwing in de hersenen
D
een adertje dat springt in de hersenen

Slide 10 - Quizvraag

Epilepsie is erfelijk
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Wie hebben vaker epilepsie?
A
Mensen met een hoog IQ
B
Mensen met verstandelijke beperking
C
Kinderen
D
Ouderen

Slide 12 - Quizvraag

Mensen met epilepsie doen minder aan sport dan mensen zonder epilepsie
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

3. Aandoeningen die progressief verslechteren en invaliderend van aard zijn.

Bijvoorbeeld chronische hartfalen of reumatoïde artritis

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is het voor mensen met een hart- en vaatziekte belangrijk om te sporten?

Slide 15 - Open vraag

4. Chronische psychische stoornissen


Bijvoorbeeld persoonlijkheids- of angststoornissen.

Slide 16 - Tekstslide






Op de volgende slide staan 5 chronische ziektes
en waar ze door worden veroorzaakt.
Sleep de oorzaak naar de juiste chronische ziekte.

Slide 17 - Tekstslide

reuma
alzheimer
diabetes
parkinson
beroerte
ontstoken 
gewrichten

herseninfarct
insuline tekort
schuifelend lopen
& veel beven
vergeetachtig

Slide 18 - Sleepvraag

Gevolgen
- (Extreme) vermoeidheid
- Angst over de situatie/ toekomst
- Onbegrip vanuit sociale contacten, werk, school en de maatschappij
- Soms ontstaat eenzaamheid doordat vriendschappen verwateren en de werk/school situatie veranderd
- Pijnklachten
- Beperkt worden in het ondernemen van leuke dingen
- Veel tijd kwijt zijn aan behandelingen, therapieën en/of onderzoeken
- Depressie of neerslachtigheid door de situatie waarin je zit

Slide 19 - Tekstslide

Hoe krijg je deze doelgroep in beweging?
- Bewegen is voor iedereen goed

- Voor deze doelgroep is dit vaak makkelijker gezegd dan gedaan. 

- Voldoende sporten en bewegen is soms lastig haalbaar
 
- Extra ondersteuning nodig!

Slide 20 - Tekstslide

Vergrijzing
- De levensverwachting van Nederlanders neemt toe. 

- Hoe ouder, hoe groter de kans op een chronische aandoening krijgen.

- Vrouwen worden ouder dan mannen en hebben hierdoor een grotere kans op een chronische ziekte.

Denk aan hart- en vaatziekten, een beroerte, of diabetes. 

- Bewegen is vaak een manier om de klachten voor de patiënt te beperken. 

Slide 21 - Tekstslide

Welke professionals kunnen helpen met het sporten voor chronisch zieken?

Slide 22 - Open vraag

Opdracht
De klas wordt verdeeld in 6 groepjes.

Ieder groepje kiest of krijgt een chronische ziekte toegewezen (staan op de volgende slide).
Jullie onderzoeken de ziekte aan de hand van de volgende vragen:

1. Wat is de ziekte en wat zijn de oorzaken?
2. Wat zijn de symptomen en hoe wordt de diagnose gesteld?
3. Wat zijn de behandelingsmogelijkheden?
4. Hoe beïnvloedt de ziekte het dagelijks leven van iemand die eraan lijdt?
5. Wat kan men doen om de ziekte te voorkomen of te beheersen?
6. Wat zijn goede sporten/bewegingsvormen voor deze doelgroep? Noem er 5.
7. Zoek een video op internet/YouTube waar 1 van deze sporten te zien is, kies iets origineels!

Slide 23 - Tekstslide

Onderwerpen
1. astma
2. reuma
3. kanker
4. hart- en vaatziekten
5. depressie
6. diabetes

Slide 24 - Tekstslide