4.2 De bezetting van Nederland




De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
4.2 De bezetting van Nederland
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
4.2 De bezetting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

In welk jaar valt Hitler Polen binnen?
A
1938
B
1939
C
1940
D
1941

Slide 3 - Quizvraag

Hoe wordt Hitlers manier van tweefrontenoorlog voorkomen genoemd?
A
Blitzkrieg
B
Von Schlieffenplan
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Engeland

Slide 4 - Quizvraag

Slag om Engeland is een succes voor Hitler
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het keerpunt in WOII voor Hitler, waarna hij de oorlog gaat verliezen?
A
Slag bij Barbarossa
B
Slag om Engeland
C
Slag bij Stalingrad
D
Slag van Munchen.

Slide 6 - Quizvraag

Welk land hoort niet bij de Asmogendheden?
A
Duitsland
B
Italië
C
Japan
D
Ottomaanse Rijk

Slide 7 - Quizvraag

Met welke reden gaat de VS meedoen aan WOII?
A
Onbeperkte Duikbotenoorlog
B
Pearl Harbor
C
Inval van Polen
D
Inval van België

Slide 8 - Quizvraag

Wie is deze leider?
A
Churchill
B
Stalin
C
Roosevelt
D
Mussert

Slide 9 - Quizvraag

4.2 De bezetting van Nederland
  • Nederland verzette zich harder dan verwacht tegen de Duitse invasie. Dus: bombardement op Rotterdam en dreigen dat meer volgen.
  • Wilhelmina vlucht met gezin naar buitenland om niet gevangen genomen te worden.

Slide 10 - Tekstslide

  • In eerste instantie verandert er weinig na de capitulatie (overgave). Wat wel verandert:
  1. Democratie wordt afgeschaft (NSB enige partij).
  2. Censuur ook van toepassing op NLse kranten. 
  3. Gelijkschakeling doorgevoerd (andere mening niet mogelijk).

Slide 11 - Tekstslide

  • Rechtsstaat: onafhankelijke rechters die eerlijk oordelen over iedereen aanwezig in het land.
  • Nazi's schaffen rechtsstaat af. Rechters (en iedereen met belangrijk beroep) krijgen keuze: meewerken of ontslag nemen. Arierverklaring moet getekend worden. 

Slide 12 - Tekstslide

Nederland capituleert in:
A
1939
B
1940
C
1941
D
1945

Slide 13 - Quizvraag

Alle docenten die 1942 lesgaven op reguliere scholen waren niet-Jood
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

  • Joden werden gelijk achter gesteld: kunnen ariërverklaring niet tekenen, worden ontslagen.
  • Vanaf 1941: gebiedsverbod.
    Vanaf 1942: Jodenster dragen
    Vanaf 1943: grootschalige deportatie naar concentratiekampen.

Slide 15 - Tekstslide

  • In het begin was er actief verzet na aantal razzia's (grootschalig oppakken van mensen): Februaristaking (1941). Enige grootschalige verzet in NL en eerste in bezet gebied Nazi's.
  • Deelnemers voor zover bekend zijn opgepakt en afgevoerd. 

Slide 16 - Tekstslide

  • Meerendeel van bevolking kwam daarom niet in verzet. 5% deed dit wel (bijzonder weinig vergeleken met andere landen).

  • Sommigen werkten ook samen met nazi's = collaborateur

Slide 17 - Tekstslide

In 1940 vond regelmatig grootschalige deportatie van Joden plaats
A
Waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt het grootste Nederlandse verzet genoemd?

Slide 19 - Open vraag

Hoe worden mensen genoemd die samenwerken met nazi's?

Slide 20 - Open vraag

  • 1944 wordt zuiden van NL bevrijd, tot de rivieren.
  • Plan wordt bedacht: Market Garden:
  1. Vanuit Eindhoven zou in één keer doorgebroken worden naar Arnhem
  2. Parachuten zouden bruggen bezetten.

Slide 21 - Tekstslide

  • Tegelijkertijd ging het spoorwegpersoneel staken = spoorwegstaking.
  • Spoorwegstaking had weinig succes omdat nazi's eigen treinen inzetten. 
  • Gevolg: hongerwinter, er werd te weinig voedsel getransporteerd. 

Slide 22 - Tekstslide

  • Hongerwinter ook doordat winter extreem koud was.
  • Op 5 mei wordt NL zo goed als geheel bevrijd (vandaar bevrijdingsdag).
  • 4 mei: dodenherdenking. Herdenken van alle Nederlanders gestorven in oorlogssituaties.

Slide 23 - Tekstslide

Waarom was de spoorwegstaking geen succes?
A
Er deden te weinig NL'ers mee
B
De bruggen waren kapot geschoten
C
Het werd gevolgd door een razzia
D
De Nazi's gebruikten hun eigen treinen

Slide 24 - Quizvraag

Nederland wordt bevrijd op 4 mei 1945
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Na deze paragraaf ken je/kun je
  • Deelvraag: Welke gevolgen had de Duitse bezetting van Nederland?
  • Begrippen: capitulatie, collaborateur, razzia, doorvoer/doorgangskamp, operatie Market Garden, spoorwegstaking.

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken 4.2 : 
2, 3, 4, 5, 7, 9abcdef, 11, 12, 13bc
De bezetting van Nederland

Slide 27 - Tekstslide