2T H6 Licht

6.1 Licht en schaduw
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

6.1 Licht en schaduw

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
6.1.1 Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
6.1.2 Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
6.1.3 Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
6.1.4 Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
6.1.5 Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.
6.1.6 Je kunt het verschil uitleggen tussen direct en indirect zonlicht. (PLUS)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichtbron
  • Natuurlijke lichtbron
  • Kunstmatige lichtbron

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke lichtbron
Geen lichtbron
Kunst-matige  lichtbron

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Directe lichtbron vs indirecte lichtbron

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Halfschaduw
Kernschaduw

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.2 Spiegelbeelden
6.2.1 Je kunt uitleggen dat een spiegelbeeld op één belangrijk punt verschilt van de wereld voor de spiegel.
6.2.2 Je kunt de spiegelwet uitleggen met behulp van een tekening.
6.2.3 Je kunt tekenen hoe een lichtstraal door een spiegel teruggekaatst wordt.
6.2.4 Je kunt met de spiegelwet verklaren hoe spiegelbeelden ontstaan.
6.2.5 Je kunt uitleggen dat bij alle soorten oppervlakken de spiegelwet geldt. (PLUS)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de spiegel kijken
jij weerkaatst het licht van de lamp
de lichtstraal gaat naar de spiegel
de spiegel stuurt de lichtstraal terug naar je oog

lamp (lichtstraal) -> voorwerp weerkaatst -> spiegel weerkaatst -> in je oog.

Kan je in het donker ook je spiegelbeeld zien?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkaatsing
  1. Diffuse terugkaatsing
  2. Spiegelende terugkaatsing

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelwet
Hoe teken ik volgens de spiegelwet hoek van inval en terugkaatsing?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeeld 
  • Hoe teken ik een spiegelbeeld?
  • De randen van de spiegel geven het gezichtsveld weer.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.3 Spiegelbeelden
6.3.1 Je kunt uitleggen wat een spectrum is en hoe je een spectrum zichtbaar maakt.
6.3.2 Je kunt uitleggen wat je met een zakspectroscoop kunt onderzoeken.
6.3.3 Je kunt uitleggen hoe je een voorwerp met een bepaalde kleur ziet bij verschillende kleuren licht.
6.3.4 Je kunt uitleggen hoe de kleuren op een tv-scherm gemaakt worden. (PLUS)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenspectrum
wit bestaat uit:
  • Rood
  • Oranje
  • Geel
  • Groen
  • Blauw
  • Violet
ook wel: ROGGBV

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zon licht
  • zonlicht is witlicht
  • witlicht is opgebouwd uit zeven kleuren: Rood, Oranje, Geel, Groen, Blauw, Violet. (ROGGBV)
  • kleurenspectrum

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met een zakspectroscoop kan je erachter komen uit welke kleuren bepaald licht bestaat. 
a) halogeenlamp
b) TL buis
c) natriumlamp

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt beschrijven hoe je voorwerpen in je omgeving ziet
Gekleurde voorwerpen zien
Hoe zien we kleuren? 
  • Veel voorwerpen weerkaatsten zonlicht maar gedeeltelijk
  • Een rood voorwerp weerkaatst vooral de spectraalkleur rood. En een blauw voorwerp de spectraalkleur blauw.
  • Witte voorwerpen weerkaatsen bijna al het zonlicht terug.
  • Zwarte voorwerpen kaatsen heel weinig licht terug. Daarbij wordt het licht geabsorbeerd (opgenomen). 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleuren van voorwerpen zien
Je kunt alleen de kleuren van voorwerpen zien waarvan de gekleurde lichtstralen op jouw netvlies vallen (op de kegeltjes dus).

                                                  Een voorwerp weerkaatst alleen de  kleur die het heeft.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kleuren zien
Wit: kaatst alle kleuren licht terug. Je ziet wit of de kleur van het aanwezige licht. 

Zwart: Absorbeert alle lichtstralen en kaatst niks terug. Je ziet zwart.  licht wordt omgezet in warmte

Kleur: gekleurde voorwerpen kunnen alleen eigen kleur terugkaatsen.  bij rood licht op een groen voorwerp zie je zwart. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.4 Infrarode en ultraviolette straling

6.4.1 Je kunt benoemen waar infrarode en ultraviolette straling zich in het spectrum bevinden.
6.4.2 Je kunt kenmerken benoemen van infrarode en ultraviolette straling.
6.4.3 Je kunt toepassingen noemen van infrarode en ultraviolette straling.
6.4.4 Je kunt uitleggen wat de gevaren zijn van ultraviolette straling.
6.4.5 Je kunt uitleggen wat een thermogram is. (PLUS )

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt benoemen waar infrarode en ultraviolette straling zich in het spectrum bevinden
Infrarode straling
  • Alle voorwerpen om je heen zijn bronnen van infrarode straling (ir-straling)
  • Hoe hoger de temperatuur, des te meer straling
  • Warmtelampen zenden (vooral) veel infrarode straling uit.
  • Infrarood betekent letterlijk: vóór het rood. (Omdat het spectrum zich voor het rood bevind)

Slide 28 - Tekstslide

Alle voorwerpen om je heen, maar ook mensen en dieren, zijn bronnen van infrarode straling (ir-straling). Hoe hoger de temperatuur van het voorwerp, des te meer straling het uitzendt. Dat merk je bijvoorbeeld als je een hand voor een hete radiator houdt. Je voelt dat je hand warm wordt, doordat die de infrarode straling van de radiator absorbeert.
Warmtelampen zenden, behalve een beetje rood licht, vooral veel infrarode straling uit. Ze worden veel gebruikt om pasgeboren jonge dieren warm te houden (figuur 1), maar je komt ze ook tegen in terrasverwarmingen en infraroodsauna’s. Mensen en dieren ervaren de straling die deze lampen uitzenden, als ‘aangenaam warm’.
Als je een spectrum maakt van een warmtelamp, vind je de infrarode straling naast het rood. Om dat vast te stellen, kun je een sensor gebruiken die gevoelig is voor infrarode straling. Er bestaan ook infraroodcamera’s, waarmee je infrarode straling kunt fotograferen. De naam ‘infrarood’ betekent letterlijk ‘vóór het rood’.
warmte straling = infraroodstraling
kun je infrarood straling zien?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingen van infrarode straling

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infrarood en ultraviolet
infrarood zit voor het rode licht
ultraviolet voorbij het violette licht                                                     
infrarood                                                                                            ultraviolet  

Infrarood (IR) en ultraviolet (UV) kan je niet zien.
Infrarood is warmtestraling. 
ultraviolet daar verbrand je door of wordt je bruin van.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



In zonlicht zit nog een soort straling die je niet kunt zien. Dat is ultraviolet-straling. Een korte naam hiervoor is uv-straling. Ultraviolet-straling zit voorbij het violet (afbeelding 6). ‘Ultraviolet’ betekent ‘voorbij het violet’.
               Ultraviolet

 

Afbeelding 6: In het spectrum komt ultraviolet na het violet.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

UV-lampen
In het spectrum van licht vind je ultraviolette straling rechts van violet. Dat kun je aantonen met een fluorescerende stof. Zo'n  stof gaat zelf licht geven als er ultraviolette straling op valt. UV- lampen zitten in zonnebanken en blacklights

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Onzichtbaar ultraviolet U.V. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt toepassingen noemen van infrarode en ultraviolette straling/Je kunt beschrijven waar infrarode en ultraviolette straling zich in het spectrum bevinden/Je kunt uitleggen wat de gevaren zijn van uv-straling
UV-lampen

  • Er zijn lampen die vooral uv-straling uitzenden: uv-lampen
  • Zonnebanken en blacklightlampen 
  • Deze lampen geven ook een beetje violet licht
  • Ultraviolet betekent letterlijk: 'voorbij het violet'
  • uv-straling kan sommige stoffen sterk oplichten: fluoresceren 
  • Onder een uv-lamp licht fluorescerende inkt op (bv bij bankbiljet) 

Slide 35 - Tekstslide

Er zijn lampen die vooral ultraviolette straling uitzenden. Denk aan de uv-lampen in zonnebanken en de blacklightlampen in discotheken. Behalve ultraviolette straling geven deze lampen ook een beetje violet licht. Aan dit violette licht kun je uv-lampen en blacklightlampen herkennen.
Als je een spectrum maakt van een uv-lamp, vind je de ultraviolette straling naast het violet. Dat kun je nagaan door de hoeveelheid ultraviolette straling te meten met een uv-sensor. De naam ‘ultraviolet’ betekent letterlijk ‘voorbij het violet’ (figuur 4).
Ultraviolette straling kan sommige stoffen sterk oplichten. Dit wordt fluoresceren genoemd. Fluorescerende stoffen worden onder andere toegepast in tl-buizen en bankbiljetten. Onder een uv-lamp licht de fluorescerende inkt van een echt bankbiljet duidelijk op; een vervalsing waarvoor geen fluorescerende inkt gebruikt is, doet dat niet (figuur 5).