BASICS 1: present simple, to be, ing-vorm

Welcome to 
Be Strong: Basics
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome to 
Be Strong: Basics

Slide 1 - Tekstslide

What do you think this Be Strong is about?
Answer in English or Dutch.

Slide 2 - Open vraag

The aim of this Be Strong:
To improve your English!

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van vandaag:
* Je weet hoe de shit-regel werkt 
* Je hebt met de shit-regel geoefend op 2 manieren
* Je hebt het werkwoord to be geoefend
* Je weet hoe je de ing-vorm maakt
* Je hebt met de ing-vorm geoefend

Slide 4 - Tekstslide

Onderdeel 1: de shit-regel
Hoe ging die eigenlijk ook alweer?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de shit-regel?

Slide 6 - Open vraag

Shit-regel
Bij she, she en it komt er een s achter het werkwoord. 
I play, I don't play - he plays, he doesn't play
you work, you don't work - Jane works, Jane doesn't work

Spellingtip 1: bij go en do wordt het 'goes' en 'does' 
we go, we do - she goes, she does
My friends do/go, the dog does/goes

Spellingtip 2: werkwoord eindigt in sisklank? + es
I kiss - he kisses
They fix - she fixes

Slide 7 - Tekstslide

Activity 1: Worksheet
* First, give all paths to activities a different color
* Then, write down in English what each person / pair of friends does after school. 

Slide 8 - Tekstslide

Activity 2: Kahoot
Find out exactly how well you understand the shit rule!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

How well do you know the shit rule now?
1 = not at all, 10 = perfectly
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 11 - Poll

Onderdeel 2: to be
Je gaat op een blaadje opschrijven wat je nog weet van 
het werkwoord to be. 

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf op je blad en vertaal:
ik ben - 
jij bent - 
hij is - 
 zij is - 
het is - 
wij zijn - 
jullie zijn - 
zij zijn - 

Slide 13 - Tekstslide

En dan nu:
Kahoot over to be!
Denk eraan, een goed antwoord is beter dan een snel antwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Onderdeel 3: de ing-vorm
Eerst even kijken hoe hij ook alweer gaat:
eerst WIE doet het, 
dan IS - AM of ARE, 
dan werkwoord + ing

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je -ing?
Als iets NU aan de gang is. 
Geef een voorbeeld van iets wat NU aan het gebeuren is. 

Slide 18 - Tekstslide

What is happening right now?

Slide 19 - Open vraag

Het verschil
Je gebruikt de shitregel als iets VAAK gebeurt. 
He plays video games every day. 
Je gebruikt de ing-vorm als iets NU gebeurt. 
He is playing Minecraft right now.

Slide 20 - Tekstslide

Welke is goed?
We eat pizza every Saturday.
We are eating pizza every Saturday.

Slide 21 - Poll

Welke is goed?
My Mom is working right now.
My Mom works right now.

Slide 22 - Poll

Welke is goed?
Look! An ambulance is driving by.
Look! An ambulance drives by.

Slide 23 - Poll

Welke is goed?
He doesn't listen to music at the moment.
He isn't listening to music at the moment.

Slide 24 - Poll

Welke is goed?
I go to school by bike every day.
I am going to school by bike every day.

Slide 25 - Poll

Het doel van vandaag was: de shitregel, to be en de ing-vorm weer goed kunnen gebruiken. Is dat gelukt? Heb je nog een tip of top?

Slide 26 - Open vraag

See you next week!

Slide 27 - Tekstslide