Na klar 2 havo/vwo Oefentoets Kapitel 1 Hamburg

Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Slide 1 - Woordweb

Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 2 - Quizvraag

(Hij) spielt Gitarre.
A
Sie
B
Er
C
Ich
D
Wir

Slide 3 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 4 - Sleepvraag

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
Tekst
habe 
hast 
hat
haben
habt
haben

Slide 5 - Sleepvraag

Schrijf de stam van het werkwoord wohnen op?

Slide 6 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 7 - Tekstslide

Herhaling regelmatige werkwoorden
  • STAM: werkwoord -en  wohnen - wohn
  • Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
  • Stam eindigend op sis-klank (s/ß/z) du alleen t
  • stam tanz dus: du tanzt





Slide 8 - Tekstslide

Ihr (wohnen)... in Hamburg.

A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst

Slide 9 - Quizvraag

Du (machen)... Hausaufgaben.

A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 10 - Quizvraag

Du (tanzen)... in der Disko.

A
tanst
B
tanze
C
tanzst
D
tanzt

Slide 11 - Quizvraag

(De) Hund (m) ist schwarz.
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Ich habe (een) Schwester (v).
A
ein
B
eine

Slide 13 - Quizvraag

(Het) boek (o) ist alt.
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden
Sleep naar de juiste vertaling!
mijn
zijn
jouw
ons
haar
jullie
hun
uw
dein-
mein-
euer-
sein-
ihr-
Ihr-
ihr-
unser-

Slide 15 - Sleepvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 16 - Quizvraag

_Wat_ hast du in den Ferien gemacht?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher

Slide 17 - Quizvraag

_Waarvandaan_ kommst du?
A
Wie
B
Wohin
C
Woher
D
Wer

Slide 18 - Quizvraag

_Wanneer_ hat sie Geburtstag?
A
Was
B
Wohin
C
Wo
D
Wann

Slide 19 - Quizvraag

_Hoe_ geht es?
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 20 - Quizvraag

Heb je de lesdoelen behaald?
Ik beheers de grammatica...
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll