les 3 - 4V - P2

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

• Quiz indefinido-imperfecto
• Deze week aandacht voor...      - Indefinido-imperfecto 

      -bijv nw => bijwoord

Semana 11/1

Adverbio

In het Nederlands --> bijwoord

Zegt iets over een :

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
   
3. een andere bijwoord
4. hele zin

Lee ahora la explicación sobre el adverbio en pág. 39 tb

Maak:

PA Unidad 3: ej. 29, 30, 31A (bijwoord)

EB: ej A en B blz. 25, 26 (bijw. + bijv.nw)

bespreken vrijdag in de les!

docs.google.com

Vervoeging Indefinido (regelmatig)

Vervoeging Indefinido (semi-regelmatig)

Vervoeging Indefinido (onregelmatig)

Quizzz

Practicamos con:

• Indefinido
• Imperfecto

1. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: hizo

1. indefinido
2. imperfecto
3. presente
4. presente perfecto

2. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: comía

1. indefinido
2. imperfecto
3. presente
4. presente perfecto

3. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: fui

1. indefinido
2. imperfecto
3. presente
4. presente perfecto

4. Schrijf nu het hele rijtje op van ir/ser in de indefinido

5. In welke tijd is het volgende ww vervoegd: íbamos

1. indefinido
2. imperfecto
3. presente
4. presente perfecto

6. Schrijf nu het hele rijtje op van ir in de imperfecto

7. En schrijf nu het hele rijtje op van SER in de imperfecto

8. Gebruik je in de volgende zin de indefinido of imperfecto: Siempre (hablar) con la profesora.

9. Vervoeg nu het ww:
Siempre (hablar, yo) con la profesora

10. Indefinido of imperfecto:
Normalente (hablar, él) con la profesora

11. Vervoeg nu het ww:
Normalmente (hablar, él) con la profesora

12. Indefinido of imperfecto:
Anteayer (hablar, él) con la profesora

13. Vervoeg nu het ww:
Anteayer (hablar, él) con la profesora

14. Hace 3 días (visitar, ellos) a mis abuelos

1. visitan
2. han visitado
3. visitaron
4. van a visitar

15. En 2020 (visitar, él) a mis abuelos

1. visitó
2. visitaba
3. ha visitado
4. visita

16. A menudo (visitar, ellos) a mis abuelos

1. visitaron
2. han visitado
3. visitan
4. visitaban

Signaalwoorden

Indefinido

ayer, anteayer, anoche

la semana pasada

el año/mes/verano pasado

el otro día, el lunes, el martes

hace 1,2,3 día(s) /semana(s)

en 1946

el 14 de febrero

en marzo, abril, mayo

Leer niet alleen de signaalwoorden maar ook hun betekenis!

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (1)

Handelingen of situaties, die in het verleden hebben plaatsgevonden en waarvan het onduidelijk is wanneer het precies was (je kunt het niet op een kalender aanwijzen)

Bijv: 

Antes vivía en España. Vroeger woonde ik in Spanje.

Cuando era pequeña, tenía un perro. Toen ik klein was, had ik een hond. 

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (2)?

2) Aanduiden van gewoonten en herhaalde handelingen in het verleden. 

Bijv:

-Todos los veranos ibamos a Francia. Iedere zomer gingen wij naar Frankrijk.

-Siempre compraba un bocadillo con queso. Ik kocht altijd een broodje kaas.

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (3)?

3) Voor het aangeven van de reden dat iets in het verleden is gebeurd. 

Bijv:

 Ayer no vine a clase porque estaba enferma. 

 Gister kwam ik niet naar school omdat ik ziek was.

Wanneer gebruik je de IMPERFECTO (4)?

4) Voor acties die in het verleden gelijktijdig plaatsvinden.

bijv.

Mi madre leía, mientras yo cocinaba. (mijn moeder las, terwijl ik kookte)

Escuchaba la radio, cuando conducía a casa. (ik luisterde naar de radio, toen ik naar huis reed)

SIGNAALWOORDEN IMPERFECTO

 Siempre

Cuando era pequeño/-a

De niño/-a 

Todos los martes / veranos / anõs

Antes

Cada día / cada semana

Mientras

Normalmente

En esa época

… porque …

SIGNAALWOORDEN INDEFINIDO

Anteayer, ayer, anoche

La semana pasada

El año, el mes, el verano pasado.

El otro día, el lunes, el martes.

Hace 1, 2, 3 día(s), mes(es)

En 1996…

El 14 de febrero

En marzo, abril, mayo, maar ook:

De repente

Un día

Maak:

Maak opdracht 2 in classroom imperfecto/indefinido

Caperucita Roja (ook in je boek)

los deberes de jueves 18 de enero

• opdracht 2 imperfecto/indefinido 

leren voor TW2