Oefenen met examenvragen HAVO 4 TV2

Oefenen met examenvragen
Geschiedenis HAVO 4
Tijdvak 2: Oudheid
Vrijdag 13-09-2024




1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met examenvragen
Geschiedenis HAVO 4
Tijdvak 2: Oudheid
Vrijdag 13-09-2024




Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het met je?
0100

Slide 2 - Poll

2.2: 6

Slide 3 - Tekstslide

2.4: 16

Slide 4 - Tekstslide

Hoe beantwoord ik een vraag?
Het goed beantwoorden van (moeilijke) geschiedenisvragen wordt vaak genoemd als onderwerp van frustratie.
Je leert je een ongeluk, maar dan lijken de vragen helemaal niet te gaan over datgene dat je hebt geleerd… of je snapt überhaupt niet wat er nou eigenlijk wordt gevraagd…

Slide 5 - Tekstslide

De hamburgermethode!

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1. Hoeveel punten krijg je voor de vraag? 
Het aantal punten geeft aan hoelang je antwoord moet zijn, weinig punten is een kort en bondig antwoord veel punten is een lang en uitgebreid antwoord.

Daarnaast geeft het aantal punten aan uit hoeveel onderdelen je antwoord moet bestaan. 

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: Wat voor soort vraag is het? 
Chronologie, leg uit, licht toe, geef aan, toon aan, noem, verklaar, ondersteun, beredeneer, beargumenteer, verklaar, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 3. Heeft de vraag een bron? Beeldbron....
Lees het bijschrift van de afbeelding
• Wie is de maker en/of opdrachtgever?
• Wanneer is de afbeelding gemaakt?
• Uit welke plaats komt de afbeelding?
Geef een beschrijving van de afbeelding
• Beschrijf in detail wat je allemaal ziet en wat de personen aan het doen zijn.
• Welke symboliek is er gebruik?
• Wat staat er centraal in de afbeelding?
• Heeft de maker ervoor gezorgd dat bepaalde zaken meer opvallen?
• Wat is het (historische) onderwerp?
Geef een interpretatie van de afbeelding
• Met welke bedoeling is de afbeelding gemaakt?
• Is de bron betrouwbaar en/of bruikbaar en/of representatief?



Slide 9 - Tekstslide

Stap 3. Heeft de vraag een bron? Tekstbron....
Lees het bijschrift bij de tekst
- Wie is de schrijver en/of opdrachtgever?
- Wanneer is de tekst geschreven?
- Uit welke plaats komt de tekst?
Geef een beschrijving van de tekst
- Beschrijf kort waar het over gaat (dit kun je vaak ook uit het bijschrift halen)
- Vertelt de schrijver zijn mening of zijn het alleen feiten?
- Wat is het (historische) onderwerp?
Geef een interpretatie van de tekst
- Voor wie is de tekst bedoeld?
- Met welke bedoeling is de tekst geschreven?
- Is de bron betrouwbaar en/of bruikbaar?
- Is de bron betrouwbaar en/of bruikbaar en/of representatief?


Slide 10 - Tekstslide

Stap 4. Lees de vraag rustig door.
Welke historische begrippen, jaartallen, personen, concepten (economisch, sociaal, politiek) worden genoemd en wat weet je hiervan?  

Slide 11 - Tekstslide

Stap 5. Markeer in de vraag welke onderdelen je moet beantwoorden. 
Zorg dat deze onderdelen ook duidelijk herkenbaar zijn in je antwoord, door bijv. opsommingspunten te gebruiken.

Denk eraan, het aantal punten voor de vraag geeft aan uit hoeveel onderdelen je antwoord moet bestaan. 

Slide 12 - Tekstslide

Stap 6. Herhaal de vraag!
Begin elk deelantwoord met de vraag te herhalen.


Slide 13 - Tekstslide

Stap 7. Leg vervolgens je antwoord uit. 
Maak gebruik van historische begrippen, jaartallen en personen in je antwoord.
Laat merken dat je het historische begrip, jaartal of persoon in de context begrijpt.
Moet je verwijzen naar de bron? Gebruik de standaard zin ‘want in de bron staat/in de bron zie je …’
Advies is om hierbij te citeren, maar leg het citaat vervolgens altijd in eigen woorden uit.

Slide 14 - Tekstslide

Stap 8. Sluit je antwoord af met een conclusie.
Leg in je conclusie het verband uit tussen de vraag en je antwoord (en eventueel de bron).

Gebruik woorden als ‘dus’, ‘daardoor’, ‘concluderend’. 

Slide 15 - Tekstslide

Stap 9. Lees de vraag en vervolgens je deelantwoorden nogmaals door. 
Heb je antwoord gegeven op alle deelvragen, ben je volledig genoeg geweest en gebruik je geen onbepaalde woorden? 



Oftewel, heb je een dikke hamburger gebouwd?

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen met examenvragen
We maken klassikaal 5 vragen en bespreken klassikaal de antwoorden.

Zijn de antwoorden gegeven op de juiste manier?

Slide 17 - Tekstslide

Leg met een bronelement uit of de Atheense bestuursvorm
tijdens Pericles typerend was voor de tijd van Grieken en
Romeinen.

Slide 18 - Open vraag

Een bewering:
De huidige Nederlandse bestuursvorm lijkt erg op die van het oude Athene.

Geef één argument voor en één tegen de bewering.

Slide 19 - Open vraag

Gebruik de bron.

De afbeelding is kenmerkend voor het begin van het Romeinse keizerrijk.

Maak dit duidelijk met twee bronelementen.

Slide 20 - Open vraag

Gebruik de bron.

Leg uit:

– van welke wetenschap Thales van Milete als grondlegger beschouwd kan worden,
– of de manier van denken van Thales typerend was voor Griekse filosofen en
– dat Thales andere waarden belangrijker vond dan veel mensen uit zijn eigen tijd en uit onze tijd.

Slide 21 - Open vraag

Gebruik de bron:

Leg met telkens twee beeldelementen uit dat de bron past bij
twee kenmerkende aspecten en geef aan wat de bron duidelijk maakt over
de in de grafkist begraven persoon.

Slide 22 - Open vraag