In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Je komt voorbereid in de les. .
Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je helpt waar mogelijk en beledigd niemand.
Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen.
Pak alvast:
Je laptop (dicht op tafel) voor lessonup.
Je werkboek en leerboek
Je etui
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
Je weet welke verschillende reliëfvormen er zijn.
Je weet wat de hoogten zijn van de verschillende reliëfvormen.
Je kent de hoogtegordels
Ken je het verschil tussen absolute en relatieve afstand.
Slide 2 - Tekstslide
Bron: hoogte en landschap
Hoogteligging = de ligging van een gebied in meters boven of onder zeeniveau Hoogste berg van Iran: de Damavand (5.671 m)
Op de hoogste toppen van het Elbursgebergte ligt altijd sneeuw
Slide 3 - Tekstslide
B110 Reliëf - Heel belangrijk!
Hoogteverschillen in het landschap = reliëf
Er zijn vier verschillende reliëfvormen:
hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1.500 m.
middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 1.500 m hoog.
heuvelland: de meeste toppen zijn tussen de 200 en 500 m.
laagland: het is vrijwel overal lager dan 200 meter.
Een gebied met weinig of geen reliëf is een vlakte. Als zo’n vlak gebied lager ligt dan 500 m, is het een laagvlakte. Boven de 500 m heet het een hoogvlakte of plateau
B-nummers = basisboek = extra stof die je moet leren
Slide 4 - Tekstslide
B52 Hoogteligging en temperatuur
Je zou denken: hoe hoger op een bergtop hoe dichter bij de zon, dus is het daar warmer dan beneden. Maar dat is niet zo!
• Zonnestralen geven hun warmte pas af als ze op het aardoppervlak vallen -> aardoppervlak gaat warmte uitstralen -> verwarmt de lucht van onderuit.
Slide 5 - Tekstslide
B52 Hoogteligging en temperatuur
Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt.
1000 m hoger = 6 ⁰C kouder
Neem de tekening en de regel over in je schrift!
A ligt in het dal op 500 meter hoogte. Het is 20°C B ligt op 1500 meter hoogte. Hoe warm is het bij plek B?
1. Hoogteverschil uitrekenen: 1500 meter - 500 meter = 1000 meter verschil 2. Per 1000 meter = 6°C kouder , dus het wordt 6°C kouder 3. Temperatuur plek A: 20°C Temperatuur plek B = 20°C - 6°C = 14°C
Slide 6 - Tekstslide
B52 Hoogteligging en temperatuur
Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt.
1000 m hoger = 6 ⁰C kouder
A ligt in het dal op 500 meter hoogte. Het is 20°C
Hoe warm is het bij plek C?
Hoe warm is het bij plek D?
Slide 7 - Tekstslide
B51 Hoogtegordels
Hoogtegordels = zones van plantengroei in een gebergte. Door verschil in temperatuur. Vergelijkbaar met poolgebied: opeenvolgend naaldbossen, toendra en sneeuw/ijs.
Van boven naar onder:
Eeuwige sneeuw
Rotsgordel
Alpenweide:- boomgrens: alleen grassen, kruiden en lage struikjes
Absolute afstand= de afstand die je meet lang een rechte lijn (hemelsbreed)
Relatieve afstand= de afstand die je meet in reistijd
Slide 9 - Tekstslide
Bron: afstanden vanuit Teheran
In Iran zijn de afstanden tussen steden veel groter dan in Nederland
Mensen reizen in plaats van met de auto met een binnenlandse vlucht.
Van Teheran naar Zahedan - 1500 km
Van Amsterdam naar Madrid - 1700 km
Slide 10 - Tekstslide
Hooggebergte
Middelgebergte
Heuvelland
Laagland
Tussen 500-1500 m
Hoger dan 1500m
Tussen de 200-500 m
Onder de 200 m
Slide 11 - Sleepvraag
Welke vier dingen horen op een kaart?
Slide 12 - Open vraag
Wat voor kaart is dit?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Continentale kaart
D
Schematische kaart
Slide 13 - Quizvraag
Op welk schaalniveau is deze kaart?
A
Lokaal schaalniveau
B
Regionaal schaalniveau
C
Continentaal schaalniveau
D
Mondiaal schaalniveau
Slide 14 - Quizvraag
Op een kaart is de afstand tussen twee steden 5cm. De schaal is 1:2.000.000. Hoeveel kilometer is de afstand tussen de twee steden? Schrijf je berekening op!
Slide 15 - Open vraag
Is je antwoord bij de vorige vraag de absolute afstand of de relatieve afstand? Leg je antwoord uit!
Slide 16 - Open vraag
Waar ligt de plek 37° N.B. 144 O.L.
A
B
C
D
A
Bij de A
B
Bij de B
C
Bij de C
D
Bij de D
Slide 17 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
Waarom veel mensen uit en naar Iran migeren
Welke rol pushfactoren en pullfactoren spelen bij migratie
wat een voordeel en nadeel is van veen emigratie uit Iran voor dit land
Slide 18 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
Land van migranten
Na deze les kun je...
...verschillende soorten migranten benoemen en herkennen
...uitleggen wat Braindrain is en waarom dit niet goed is voor een land.
Slide 19 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
Wat betekent migratie?
Slide 20 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
1. Economische migranten
Migranten die verhuizen voor werk om uit de armoede weg te gaan.
Naar welke landen gaan zij vooral?
Zouden er veel economische migranten uit Iran vertrekken?
Slide 21 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
2. Sociale migranten
Migranten die verhuizen om bij familie en vrienden te wonen.
Slide 22 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
3. Politieke migranten (vluchtelingen)
Vluchten omdat ze niet veilig zijn in hun land.
Oorlog
Oneens met regering
Uit welke landen komen veel politieke migranten?
Slide 23 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
In Iran vertrekken veel mensen met een goede opleiding.
Waarom zou dat zijn?
Slide 24 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
In Iran vertrekken veel mensen met een goede opleiding.
We noemen dit braindrain
Slide 25 - Tekstslide
HV1 AK - H1 §5: Land van migranten
Opdrachten:
Maak opdracht 1, 4, 5, 6, 7, 8 van paragraaf 1.4 af en 1.5 : 1, 3, 4, 5 t/m 9
Klaar?
Maak opdracht oefentoets + nakijken 1-5 met nakijkbladen in Teams.