Samenvatting

H3: Waarnemen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3: Waarnemen

Slide 1 - Tekstslide

Volgende week repetitie


  • Dinsdag 13 april 2021
  • Hoofdstuk 3: Waarnemen
  • Paragraaf 1 t/m 4. 

Slide 2 - Tekstslide

Een zintuig is een orgaan dat impulsen opvangt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Zintuigen
Prikkels
ogen
oren
neus
tong
huid
muziek luisteren
Parfum ruiken
vuurwerk kijken
deken voelen

Slide 4 - Sleepvraag

Wat nemen we waar?
  • We nemen prikkels waar.

  • Externe prikkels: veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

  • Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een impuls?
  • Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen.  Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal: 

  • Een impuls

Slide 6 - Tekstslide

John is bij een duik in het zwembad heel ongelukkig terechtgekomen. Daardoor is er een breuk in zijn ruggenmerg ontstaan, zodat dit geheel doormidden is.
Wat is het gevolg voor het deel van zijn lichaam beneden de breuk?

Slide 7 - Open vraag

Adequate prikkels 

Slide 8 - Tekstslide

De huid
In je huid liggen verschillende zintuigen.

  • Warmtezintuig: hogere temperaturen. 
  • Koudezintuig: lagere temperaturen. 
  • Tastzintuig: hoe voelt iets aan, hard of zacht.
  • Pijnzintuig: pijn.

Slide 9 - Tekstslide

Annette pakt haar pen op.
Zij voelt haar pen, doordat in de tastzintuigen impulsen ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
Een impuls gaat naar de hersenen.
Een lage temperatuur bereikt de koudezintuigen.
Het meisje voelt dat het water koud is.
Koudezintuigen zetten prikkels om in impulsen

Slide 11 - Sleepvraag

De ogen

Slide 12 - Tekstslide

De uitwendige bouw van het oog

Slide 13 - Tekstslide

Uitwendige bouw oog
  • Wenkbrauwen: zorgen ervoor dat zweet niet in je ogen komt.
  • Wimpers: beschermen je ogen tegen vuil en te fel licht.
  • Traanklieren: produceren traanvocht om uitdroging tegen te gaan en vuil weg te spoelen.
  • Oogleden: verspreiden van het traanvocht en de ogen beschermen.
  • Traanbuizen: overtollig traanvocht afvoeren naar de neusholte.

Slide 14 - Tekstslide

Welk deel van het oog of het gezicht kunnen het netvlies beschermen tegen te fel licht?
A
Hoornvlies
B
Lens
C
Wenkbrauwen
D
Wimpers

Slide 15 - Quizvraag

De inwendige bouw van het oog
  • Het oog zit vast in de oogkas door oogspieren

  • De oogspieren zit vast aan het harde oogvlies

  • Verschillende oogspieren bewegen
    het oog in de gewenste richting

Slide 16 - Tekstslide

Bouw van het oog
  • Oogspieren: draaien v.h. oog in de gewenste richting
  • Harde oogvlies (wit): stevig, geeft bescherming
  • Hoornvlies (doorzichtig); voortzetting harde oogvlies aan de voorkant
  • Vaatvlies: bevat bloedvaatjes, zorgt voor voeding
  • Iris (gekleurd); voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant
  • Pupil: opening in de iris

Slide 17 - Tekstslide

Bouw van het oog
  • Lens: zorgt ervoor dat je scherp ziet
  • Netvlies: bevat zintuigcellen, hierin ontstaan onder invloed van lichtstralen impulsen
  • Gele vlek: plaats in centrum v.h. netvlies en hiermee kan je het scherpst zien
  • Oogzenuw: geleidt impulsen naar hersenen
  • Blinde vlek: plaats v.h. netvlies waar oogzenuw het oog verlaat en bevat geen zintuigcellen
  • Glasachtig lichaam (geleiachtig); houdt het netvlies op zijn plaats

Slide 18 - Tekstslide

Welk deel van het oog zorgt ervoor dat er impulsen naar de hersenen worden gestuurd, zodat je kunt zien?
A
Het hoornvlies
B
De iris
C
Het netvlies
D
Het vaatvlies

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Goed zien: accomoderen

Slide 21 - Tekstslide

Lieke vertelt aan haar vriendin dat ze haar ogen heeft laten testen en dat ze bijziend is.
Leg uit wat bijziend is.

Slide 22 - Open vraag

Het oor

Slide 23 - Tekstslide

Geluid
  • In de oren bevindt zich het gehoorzintuig en het evenwichtsorgaan.
  • Geluiden zijn trillingen van lucht → Geluidsgolven

  • Geluidssterkte (volume)
  • Hard geluid
  •  → Grote amplitude

  • Zacht geluid
  •  → Lage amplitude
  • Geluidssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB)


Slide 24 - Tekstslide

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes

Slide 25 - Quizvraag

Onderdelen
  • Oorschelp => geluidstrillingen opvangen
  • Gehoorgang => geluidstrillingen doorgeven
  • Trommelvlies => vangt geluidstrillingen op en geeft het door aan de gehoorbeentjes

Slide 26 - Tekstslide

Onderdelen
  • Gehoorbeentjes =>
  • Hamer 
  • Aambeeld
  • Stijgbeugel

  • => geven de trilling door en maken de trilling sterker.

Slide 27 - Tekstslide

Gehoorbeentjes

Slide 28 - Tekstslide

De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Onderdelen
Buis van Eustachius =>
verbindt de trommelholte met de keelholte.
  • Kan open gaan bij slikken of gapen, waardoor luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk blijft.

Slide 30 - Tekstslide

Onderdelen
  • Slakkenhuis => de trilling wordt opgevangen en omgezet in impulsen.

  • Gehoorzenuw => geeft de impulsen door aan de hersenen.

Slide 31 - Tekstslide

Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
evenwichts orgaan
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang

Slide 32 - Sleepvraag

Ruiken en proeven

Slide 33 - Tekstslide

Hoe ruik je?
  • Ruiken doe je met reukzintuig in je neus => geurstoffen.
  • Reukzintuig neemt waar.
  • Prikkel wordt impuls.
  • Impuls via reukzenuw naar hersenen.
  • Hersenen geven aan welke geur het is.

Slide 34 - Tekstslide

Reukzintuig

Slide 35 - Tekstslide

Waardoor proef je eten?
  • Is ruw
  • Op je tong liggen kleine uitsteeksels. Dit zijn smaakpapillen.
  • Hiertussen liggen smaakzintuigen.
  • Smaakstoffen prikkelen de smaakzintuigen.

Slide 36 - Tekstslide

Smaken op de tong

Slide 37 - Tekstslide

Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding.
Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend.
Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend.
Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft.
Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.

Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Anja en Casper
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Boris en Diane

Slide 38 - Quizvraag

Aan de slag
  • Oefenen op biologiepagina;
  • Test jezelf/diagnostische toets maken;
  • Samenvatting of begrippenlijst maken;
  • Leren. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link