Externe prikkels: veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)
Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een impuls?
Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen. Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal:
Een impuls
Slide 4 - Tekstslide
De huid
In je huid liggen verschillende zintuigen.
Warmtezintuig: hogere temperaturen.
Koudezintuig: lagere temperaturen.
Tastzintuig: hoe voelt iets aan, hard of zacht.
Pijnzintuig: pijn.
Slide 5 - Tekstslide
De ogen
Slide 6 - Tekstslide
De uitwendige bouw van het oog
Slide 7 - Tekstslide
Uitwendige bouw oog
Wenkbrauwen: zorgen ervoor dat zweet niet in je ogen komt.
Wimpers: beschermen je ogen tegen vuil en te fel licht.
Traanklieren: produceren traanvocht om uitdroging tegen te gaan en vuil weg te spoelen.
Oogleden: verspreiden van het traanvocht en de ogen beschermen.
Traanbuizen: overtollig traanvocht afvoeren naar de neusholte.
Slide 8 - Tekstslide
De inwendige bouw van het oog
Het oog zit vast in de oogkas door oogspieren
De oogspieren zit vast aan het harde oogvlies
Verschillende oogspieren bewegen het oog in de gewenste richting
Slide 9 - Tekstslide
Bouw van het oog
Oogspieren: draaien v.h. oog in de gewenste richting
Harde oogvlies (wit): stevig, geeft bescherming
Hoornvlies (doorzichtig); voortzetting harde oogvlies aan de voorkant
Vaatvlies: bevat bloedvaatjes, zorgt voor voeding
Iris (gekleurd); voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant
Pupil: opening in de iris
Slide 10 - Tekstslide
Bouw van het oog
Lens: zorgt ervoor dat je scherp ziet
Netvlies: bevat zintuigcellen, hierin ontstaan onder invloed van lichtstralen impulsen
Gele vlek: plaats in centrum v.h. netvlies en hiermee kan je het scherpst zien
Oogzenuw: geleidt impulsen naar hersenen
Blinde vlek: plaats v.h. netvlies waar oogzenuw het oog verlaat en bevat geen zintuigcellen
Glasachtig lichaam (geleiachtig); houdt het netvlies op zijn plaats
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Goed zien: accomoderen
Slide 13 - Tekstslide
Het oor
Slide 14 - Tekstslide
Geluid
In de oren bevindt zich het gehoorzintuig en het evenwichtsorgaan.
Geluiden zijn trillingen van lucht → Geluidsgolven
Geluidssterkte (volume)
Hard geluid
→ Grote amplitude
Zacht geluid
→ Lage amplitude
Geluidssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB)
Slide 15 - Tekstslide
Onderdelen
Oorschelp => geluidstrillingen opvangen
Gehoorgang => geluidstrillingen doorgeven
Trommelvlies => vangt geluidstrillingen op en geeft het door aan de gehoorbeentjes
Slide 16 - Tekstslide
Onderdelen
Gehoorbeentjes =>
Hamer
Aambeeld
Stijgbeugel
=> geven de trilling door en maken de trilling sterker.
Slide 17 - Tekstslide
Gehoorbeentjes
Slide 18 - Tekstslide
Onderdelen
Buis van Eustachius =>
verbindt de trommelholte met de keelholte.
Kan open gaan bij slikken of gapen, waardoor luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk blijft.
Slide 19 - Tekstslide
Onderdelen
Slakkenhuis => de trilling wordt opgevangen en omgezet in impulsen.
Gehoorzenuw => geeft de impulsen door aan de hersenen.