Grammatica les 5: woordsoorten: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord

Grammatica les 5: woordsoorten: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord
Welkom klas 2 mb
Volg het stappenplan, dan kunnen we snel starten met de les.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, leesboek en laptop
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica les 5: woordsoorten: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord
Welkom klas 2 mb
Volg het stappenplan, dan kunnen we snel starten met de les.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, leesboek en laptop
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Ik kan een zin taalkundig ontleden met de volgende woordsoorten: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Lezen
2. Nakijken huiswerk bwb
3. Herhaling: lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord
4. Oefenen
5. Huiswerk: Werkblad lw, zn, bn en ww

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
Let op:
25 maart moet het boek uit zijn.
Je levert het boek dan ook in!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Leg uit wat een zelfstandig naamwoord is en geef één voorbeeld

Slide 6 - Open vraag

Uitleg lidwoord (lw) en zelfstandig naamwoord (zn)
Lidwoord: De, het, een
Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. Een kan altijd.
Zelfstandig naamwoord:  Mensen, dieren, dingen, planten, woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.  + eigennamen. Tip: Gebruik altijd een. Dan weet je het zeker.
Eigennamen: Namen van plaatsen, personen, merken, rivieren, landen, continenten etc.
Een lidwoord kan niet zonder zelfstandig naamwoord! 

Slide 7 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat een bijvoeglijk naamwoord is en geef één voorbeeldzin

Slide 8 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Een eigenschap van een zelfstandig naamoord. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
  • Let op: Een bijvoeglijk naamwoord kan zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord staan.
Voorbeeld: De auto is groen.
  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: Bijvoeglijk naamwoord waarvan iets is gemaakt: de plastic stoel, de houten armbandjes.

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoord
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
Hoe herken je een werkwoord: je kunt het werkwoord vervoegen: ik, jij, hij, wij.

Let op: Staat er een lidwoord voor? Dan is het werkwoord een zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: 's Avonds voor het slapengaan, leest mijn moeder me voor

Slide 10 - Tekstslide

In je schrift: noteer van elke zin: lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord en bijvoeglijk naamwoord
1. Marieke en Sophie hebben een antieke vaas op de granieten vloer laten vallen.
2. De nieuwe rode schoenen van Nike zijn vanmorgen uitverkocht.
3. Erik heeft het plastic doosje met het hoofd van Ed Sheeran erop wegegooid.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
1. lw= een
zn= Marieke, Sophie, vaas, vloer
bn= antieke, granieten
ww= hebben laten vallen
2. lw= de
zn= schoenen, Nike
bn= nieuwe, rode
ww= zijn uitverkocht
3. Erik heeft het plastic doosje met het hoofd van Ed Sheeran erop wegegooid.

Slide 12 - Tekstslide

Zin 3
3. lw= het, het
zn= Erik, doosje, hoofd, Ed Sheeran
bn= plastic
ww= heeft weggegooid

Slide 13 - Tekstslide