Een deel van de zonnestraling wordt door de dampkring weerkaatst
2
Een ander deel wordt doorgelaten, dit zorgt voor warmte op aarde
3
De warmte verlaat de aarde ook weer, dit noem je warmte-uitstraling
4
Bepaalde gassen houden de warmte-uitstraling tegen, deze gassen worden broeikasgassen genoemd. Bijvoorbeeld water en koolstofdioxide
5
Doordat broeikasgassen warmte-uitstraling tegenhouden, wordt het warmer op aarde. Dit wordt het broeikaseffect genoemd. Zonder dit effect zou het -15 graden zijn
6
Slide 12 - Tekstslide
Hebben we broeikasgassen nodig?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Hoe warm/koud zou het zijn als er geen broeikasgassen waren?
A
15 graden
B
5 graden
C
-15 graden
D
-5 graden
Slide 14 - Quizvraag
Het versterkt broeikaseffect
Slide 15 - Tekstslide
Welk gas veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide ( CO2)
C
stikstof
D
biogassen
Slide 16 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de temperatuur als het versterkte broeikaseffect door gaat?