In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Verdienen en uitgeven H2
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Herhaling H1
- Uitleg H2
- Samen opgaven maken H2
- Inzien toets
- Exit ticket
Slide 2 - Tekstslide
Wat leidt niet tot een toename van het BBP?
A
Een toename van de AOW-uitgaven
B
Een toename van de productie
C
Een toename van het aantal verhuurde panden
Slide 3 - Quizvraag
Een bloemenverkoper koopt voor 50.000 euro aan bloemen bij de kweker, hij verkoopt deze voor 90.000. Wat is de toegevoegde waarde van de verkoper?
A
50.000
B
90.000
C
40.000
D
140.000
Slide 4 - Quizvraag
Als het nominale bbp met 5% stijgt, en de inflatie is 2%. Met hoeveel procent verandert het reële bbp dan?
A
stijgt met 3%
B
stijgt met iets meer dan 3%
C
daalt met 3%
D
heeft geen invloed op het reële bbp
Slide 5 - Quizvraag
Een bedrijf verkoopt per maand 2.000 shirts voor €50 per stuk. De inkoop aan grondstoffen bedraagt €30.000 Daarnaast kost het beheer van de webshop, wat is uitbesteed, €15.000 per maand. Wat is dan de toegevoegde waarde?
A
€100.000
B
€70.000
C
€85.000
D
€55.000
Slide 6 - Quizvraag
De inflatie is 2%, de koopkrachtstijging is 3,4%. Met hoeveel procent is het nominale inkomen gestegen?
A
1,4%
B
6,8%
C
5,4%
Slide 7 - Quizvraag
De toegevoegde waarde van een bedrijf is niet gelijk aan:
A
De productie van een bedrijf
B
Het totale inkomen dat verdiend wordt in een bedrijf
C
De som van loon, huur, rente, pacht en winst
D
De omzet van het bedrijf
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Getallenvoorbeeld
Slide 12 - Tekstslide
Een bedrijf investeert voor 30 miljard om uit te breiden. aan loon wordt 230 miljard uitgekeerd, aan huur/pacht 20 miljard, aan rente 40 miljard en aan winst 25 miljard. Gezinnen consumeren 285 miljard van hun inkomen de rest wordt gespaard, sleep naar de juiste plek
285 miljard
30 miljard
30 miljard
315 miljard
20 miljard
40 miljard
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Bereken de besparingen van gezinnen in miljarden euro's van dit land.
A
6
B
15
C
20
D
25
Slide 16 - Quizvraag
Bereken het saldo import
A
415
B
373
C
418
D
393
Slide 17 - Quizvraag
Bereken het overheidssaldo
A
-3
B
-5
C
3
D
5
Slide 18 - Quizvraag
Gaat de geldstroom van de overheid naar links of rechts