Taalverzorging les 2

Welkom 3GVAA

Pak je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3GVAA

Pak je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen
Terugblik
Uitleg metafoor (par. 4) & spelen met taal (par. 6)
Werken
Het wereld café
Huiswerk



Slide 2 - Tekstslide

Klassikale vraag
Een cijfer voor Nederlands is geüpload rond 25 november. Welke toets was dit?

Slide 3 - Tekstslide

Tijd om te lezen

Pak je boek en ga in stilte lezen

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Metonymia
(moet je kunnen onderscheiden van metafoor; je hoeft niet alle soorten metonymia te kunnen benoemen)

Homerische vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Metoniem 
Iets niet letterlijk benoemen, maar een woord gebruiken dat ermee te maken heeft.

Het Koninklijk Huis stuurt sinds het begin van dit jaar geen kaarten meer.


Slide 6 - Tekstslide

Metoniem
Een relatie tussen het genoemde en het bedoelde.

"Moet je nog een kopje?"

kopje wordt genoemd

 koffie wordt bedoeld

Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak
Twee soorten:

Metaforen 
Maken van een vergelijking (+ homerische vergelijking)

Metonymia
Niet letterlijk benoemen, maar alternatieven gebruiken

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg Metafoor
Een type vergelijking

Belangrijk bij een metafoor:
Beeld (b)
Werkelijkheid (w), soms benoemd als object (o) 

Jouw buurman (w) is een boom (b) van een kerel!

Slide 9 - Tekstslide

Metafoor
Vergelijking met een verbindingswoord:
(van, alsof, koppelwerkwoord, als)

Hij is een boom van een kerel.

Slide 10 - Tekstslide

Metafoor
Zuivere metafoor:
Met beeld (b), zonder werkelijkheid (w)

Niemand durft te vechten tegen zo'n kast.

Slide 11 - Tekstslide

Metafoor
Personificatie:
Menselijke eigenschap geven aan een 'ding'

De aarde smacht naar regen.



Slide 12 - Tekstslide

Metafoor
Synesthesie:
2 soorten zintuiglijke waarnemingen (horen, zien, voelen, etc.) worden vergeleken

Een zure geur

Zure (smaken)      -      geur (ruiken)

Slide 13 - Tekstslide

Metafoor
Vergelijking met verbindingswoord
Ze is een schat (b) van een meid (w)
Zuivere metafoor
Zijn opmerking kwam uit de lucht vallen (b)
Personificatie
De muis aait de muismat
Synesthesie
Schreeuwende kleuren
        horen        -     zien

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen - Metafoor
Maak opdracht 1 (blz. 48)

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg par. 6: Spelen met taal

Wist je dat er een naam bestaat voor een zin die alle letters van het alfabet bevat?

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 6: pangram

Pechdag: sexy quizvrouw blijft mank. (30 letters)

Slide 17 - Tekstslide

Wat valt je op?

De mooie zeeman nam Anna mee, zei oom Ed.
p

Slide 18 - Tekstslide

Portmanteau - Veelgebruikt door studenten

Esma
Vrijmibo
Conculega

Slide 19 - Tekstslide

Ga spelen met taal!
Doe je laptop dicht en doe je boek & schrift open
Maak een keuze uit een van de volgende twee opdrachten:

1. Maak een acrostichon gedicht met je eigen naam.
Gebruik bij elke letter een eigenschap of iets over jezelf
2. Schrijf een kort verhaal met minstens 5 portmanteaus.
Stel zelf nieuwe woorden samen uit twee bestaande woorden


Slide 20 - Tekstslide

Het wereld café
Je krijgt straks 3 vraagstukken om je in te verdiepen. Je verdiept je in elk vraagstuk, maar je geeft daar nog geen antwoord op. Je geeft wel elke keer antwoord op de 3 gestelde vragen. Doe dit eerst zelfstandig en ga daarna in groepsverband in discussie.

De docent maakt groepjes van 4. 
Vraagstuk A:
1.


Vraagstuk B:
1.


Slide 21 - Tekstslide

Het wereld café (3 min)
Noteer het vraagstuk en schrijf op je post-it:
1. Wat vind je hier moeilijk aan?
2. Waar komt dat door volgens jou?
3. Wat zou helpen om dit beter te kunnen?

Vraagstuk A: Hoe beleef je het creatief bezig zijn met taal?
Vraagstuk A:
1.


Vraagstuk A:
2.


Slide 22 - Tekstslide

Het wereld café (3 min)
Noteer het vraagstuk en schrijf op je post-it:
1. Wat vind je hier moeilijk aan?
2. Waar komt dat door volgens jou?
3. Wat zou helpen om dit beter te kunnen?

Vraagstuk B: Is het gelukt om een van de keuzeopdrachten te maken? Waaraan kan je dat zien, volgens jou?

Slide 23 - Tekstslide

Het wereld café (3 min)
Noteer het vraagstuk en schrijf op je post-it:
1. Wat vind je hier moeilijk aan?
2. Waar komt dat door volgens jou?
3. Wat zou helpen om dit beter te kunnen?

Vraagstuk C: Wat vond je niet leuk aan deze les? Wat zouden we daarvoor in de plaats moeten doen?

Slide 24 - Tekstslide

Het wereld café (10 min)
Ga nu in je groepje met elkaar over de gegeven antwoorden in gesprek. 

Zorg ervoor dat je op het groepsblad een algemeen antwoord of idee op de vraagstukken hebt geformuleerd. Dit antwoord is een combinatie van de individuele antwoorden en hetgeen is besproken in de discussies.

A. Hoe beleef je het creatief bezig zijn met taal?
B. Is het gelukt om een van de keuzeopdrachten te maken? Waaraan kan je dat zien, volgens jou?
C. Wat vond je niet leuk aan deze les? Wat zouden we daarvoor in de plaats moeten doen?

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 19 maart
Metafoor - Opdracht 1 & 3 (blz. 48)
Spelen met taal - Opdracht 1 t/m 6 (blz. 56)

26 maart Rep Taalverzorging paragraaf 1 t/m 6

Slide 26 - Tekstslide