Les 5 M3C Economie - 09092021

Welkom bij Economie in Mavo 3
Les 5
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie in Mavo 3
Les 5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  •  Start + Welkom
  •  Afronden par. 1.3 GELD (onderdeel C+D) 
  • Maken par. 1.4 INKOMEN onderdeel A+B



Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les hebben we het gehad over:
  •  Het verschil tussen chartaal en giraal geld
  • De 3 geldfuncties 

  • Het verschil uitleggen tussen directe ruil en indirecte ruil

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

Slide 4 - Tekstslide

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 5 - Tekstslide

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Oorzaken inflatie
  • Loonverhoging
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 8 - Tekstslide

Soorten inflatie
Inflatie: als producten duurder worden.

Als producten duurder worden omdat er veel vraag naar die producten is, noem je dat bestedingsinflatie.

Als producten duurder worden omdat het maken van de producten duurder wordt, noem je dat kosteninflatie.

Slide 9 - Tekstslide

Ga naar Learnbeat
  • Ga naar par. 1.3 C WAARDE VAN GELD
en maak deze hele paragraaf
  •  Maak daarna par. 1.3 D GELD BIJ DE BANK
lees goed en maak LES 4 -> Betaalrekening

WE WERKEN ZELFSTANDIG EN IN STILTE!!!
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

opdrachten bespreken

Slide 11 - Tekstslide

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

1.4 A  Inkomensvormen
Er zijn 3 inkomensvormen (manieren hoe je aan inkomen komt):
  • Inkomen uit arbeid (loon, salaris);
  • Inkomen uit bezit (rente, huur, pacht);
  • Overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld, kinderbijslag).

Inkomen uit arbeid en bezit lever je een tegenprestatie voor. Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie.

Alle inkomens van iedereen bijelkaar opgeteld noem je het nationaal inkomen.

Slide 13 - Tekstslide

Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.

inkomen per hoofd van de bevolking = nationaal inkomen : aantal inwoners 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk:

  • Maken 1.4 A  HOE KOM JE AAN GELD?
  • Maken 1.4 B INKOMENSVERSCHILLEN



                 SUCCES!!!

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Ga aan de slag met 1.3 B   GELDFUNCTIES

    timer
    15:00

    Slide 16 - Tekstslide

    Check lesdoelen

    Slide 17 - Tekstslide