OP 2 - 218 - Week 12 - Neo / Oefenexamen Schrijven 2F (wb fase 3 tk 1)

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXAMENDATUM????

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? 
  1. Neologisme
  2. Examenvoorbereiding
  3. Oefenexamen schrijven 1 

  4. Oefenexamen schrijven 1
  5. Individuele feedback
  6. Evaluatie en vooruitblik

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Neologisme
kwarkbaard

Slide 4 - Tekstslide

Iemand, meestal een hipster, met een baard waarin kwark of yoghurt zit. Journaliste Sterre van der Hee schreef in de NRC over dit nieuwe woord, dat vooral op Twitter gebruikt wordt. Het komt allemaal door een reclameposter van toetjesfabrikant Danio: daar eet een blij kijkende man met een zeer lange baard kwark. Vol, rijk en echt, vindt Danio de kwark, en de man op de foto moet dat ook uitstralen. Maar de man, of eigenlijk vooral zijn baard, wekt nogal wat irritatie en walging op: die kwark blijft toch allemaal in die baard hangen? --> uitingen van hipsterhaat

Slide 5 - Tekstslide

baarbeienyoghurt ... 
2. Examenvoorbereiding
  • Meenemen
Papieren woordenboek, pen/potlood
  • Duur
60 minuten
  • Aantal opdrachten
3 opdrachten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Examenvoorbereiding
Beoordeling:
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op het publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid  

Slide 7 - Tekstslide

Samenhang
Je brengt op eenvoudige wijze samenhang aan in jouw tekst. Dit doe je door middel van een eenvoudige opbouw en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (zoals want, maar, omdat, die, dat, jouw). Je mag nog enkele fouten met deze woordsoorten maken.
Afstemming op doel
Je werkt de opdrachten adequaat uit, zodat je het schrijfdoel bereikt.
Afstemming op het publiek
Je past je woordgebruik en toon aan je publiek aan.  
Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd correct.
Spelling, interpunctie en grammatica
Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Dit laat je zien door meestal correcte zinconstructies toe te passen. Je werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct. Je verbuigt overige woordsoorten (zoals groot/grote) meestal correct. Je beheerst spelling en interpunctie redelijk. Je gebruikt de meest gangbare leestekens correct.
Leesbaarheid
Je gebruikt, indien nodig, een titel en tekstkopjes. 
3. Proefexamen schrijven
  1. Allemaal apart zitten
  2. Werkboek blz. 308
  3. Opdr. 1 en 2 moeten vandaag af zijn
  4. Klaar met 1 opdracht? Hand omhoog!

Slide 8 - Tekstslide

Direct na 1e opdracht feedback geven d.m.v. puntentoekenning antwoordmodel.
Wat gaan we doen vandaag? 
  1. Neologisme
  2. Examenvoorbereiding
  3. Oefenexamen schrijven 1 

  4. Oefenexamen schrijven 1
  5. Individuele feedback
  6. Evaluatie en vooruitblik

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 en 5. Proefexamen schrijven
  1. Allemaal apart zitten
  2. Werkboek blz. 308
  3. Opdr. 1 en 2 moeten vandaag af zijn
  4. Klaar met 1 opdracht? Hand omhoog!

Slide 10 - Tekstslide

Direct na 1e opdracht feedback geven d.m.v. puntentoekenning antwoordmodel.
6. Evaluatie en vooruitblik
  • Wat heb je geleerd?

Volgende week: werkboek mee! 
Intensieve les: weer proefexamen! --> individuele feedback

Extra oefenen in Reader! 

Slide 11 - Tekstslide

Te doen in de tijd?