OP 2 - 218 - Week 11 - Neo / TD Goedg. 11-10 / Examenvoorb. Schrijven 2F (wb fase 2 tk 1)

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? 
  1. Neologisme
  2. TD-toets
  3. TD-toets bespreken

  4. Examenvoorbereiding
  5. Oefenen werkboek
  6. Evaluatie en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Neologisme
splinterkind

Slide 3 - Tekstslide

Kind van gescheiden ouders. Geert Verdickt, bekend van de Belgische band Buurman, bracht een soloalbum uit onder de titel Einzelgänger. Een van de meest ontroerende nummers daarop is het lied 'Splinterkind’, dat hij na zijn echtscheiding schreef voor zijn twee kinderen. Naar eigen zeggen had hij het idee dat er geen goed woord voor een kind van gescheiden ouders bestond en zo zag het nieuwe woord splinterkind het licht. Sindsdien hoopt hij het woord zo bekend te maken dat het uiteindelijk het woordenboek haalt.

Slide 4 - Video

Wie wil 'm horen?
2. TD-toets 
WOORDENSCHAT 

Hulp internet / elkaar mag! 
25 minuten? 
Daarna bespreken + cijfer.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? 
  1. Neologisme
  2. TD-toets
  3. TD-toets bespreken

  4. Examenvoorbereiding
  5. Oefenen werkboek
  6. Evaluatie en vooruitblik

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Examenvoorbereiding
  • Meenemen
Papieren woordenboek, pen/potlood
  • Duur
60 minuten
  • Aantal opdrachten
3 opdrachten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Examenvoorbereiding
Beoordeling:
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op het publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid  

Slide 8 - Tekstslide

Samenhang
Je brengt op eenvoudige wijze samenhang aan in jouw tekst. Dit doe je door middel van een eenvoudige opbouw en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (zoals want, maar, omdat, die, dat, jouw). Je mag nog enkele fouten met deze woordsoorten maken.
Afstemming op doel
Je werkt de opdrachten adequaat uit, zodat je het schrijfdoel bereikt.
Afstemming op het publiek
Je past je woordgebruik en toon aan je publiek aan.  
Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd correct.
Spelling, interpunctie en grammatica
Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Dit laat je zien door meestal correcte zinconstructies toe te passen. Je werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct. Je verbuigt overige woordsoorten (zoals groot/grote) meestal correct. Je beheerst spelling en interpunctie redelijk. Je gebruikt de meest gangbare leestekens correct.
Leesbaarheid
Je gebruikt, indien nodig, een titel en tekstkopjes. 
5. Oefenen werkboek
Gezamenlijk maken:
blz. 282 werkboek

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1, 2 en 3

Opdr. 4 en 5 huiswerk kerstvakantie? Extra oefenen? 

6. Evaluatie en vooruitblik
  • Wat heb je geleerd?

Volgende week: werkboek mee! 
Intensieve les: proefexamen! --> individuele feedback

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies