Kapitel 7 - les 5

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Diese Stunde:

1. Aan het eind van het uur weet je meer hoe men woont in Duitsland


Kapitel 7
Meine Heimat

Slide 2 - Tekstslide

Programm:


Gemaakt:
 

Zelf geoefend Seite 176 - Aufgabe 1, 2, 3 

 & Aufgabe 18 Seite 60

Nu eerst ww oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken Seite 176 

Aufgabe 1, 2, 3

Kijk naar de schema 's op Seite 78/79

Nakijken Aufgabe 18 Seite 60

Machen Aufgabe 19, 20, 23

Slide 4 - Tekstslide

m
v
o
mv
1e =ow
der
die
das
die
4e =lv
den
die
das
die
m
v
o
mv
1e= ow
ein
eine
ein
keine
4e = lv
einen
eine
ein
keine
Schema der-groep
Schema ein-groep


der-groep
dies-, jen-, jed-, welch-, solch-, manch- all-



ein-groep
ein/kein, mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr

Slide 5 - Tekstslide


Leer ook de vertalingen van de der en ein-groep.
Zie blz 192 en 193 

ein groep
ein/kein + bezittelijke vnw:
mein - mijn
dein - jouw
sein - zijn 
ihr - haar
unser - ons/onze
euer  - jullie
ihr - hun
Ihr - uw

Slide 6 - Tekstslide

Kapitel 7:

haben/sein/werden

Lees Seite 186

Oefenen in de Classroom
         Die Heimat -
                        vaderland

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link



Hausaufgaben: 

Leren Schreibecke E - Seite 77
Machen in de Classroom - oefenen met haben ,sein, werden



Slide 9 - Tekstslide

1e en 4e naamval - 1. & 4. Fall

Ontleed de zin:    - Een/mijn leraar koopt een/zijn broodje in de aula.

1. pv- zin vragend maken-> Koopt (pv)een leraar een broodje?

2. ond: wie/wat + pv -> Wie/wat koopt -->> een leraar - onderwerp

3. lv: wie/wat + pv+ ond + rest van gezegde -->> Wie/wat koopt een     lijdend vw = een broodje                                                         leraar?

4.     Na de voorzetsels 4e naamval altijd de 4e naamval!!!!                                                 



Slide 10 - Tekstslide

- 1. Onderwerp & nw deel van gezegde = 1e naamval

2. Lijdend voorwerp is de 4e naamval en na het 

3. na de voorzetsels 4e naamval: durch, für , ohne, um , bis, gegen, entlang

Alleen de uitgang van het mannelijk verandert in het lijdend vw. of na het voorzetsel 4e naamval. De andere blijven hetzelfde.

Zoek altijd eerst het voorzetsel!!!!!!!!!






e

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide