In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Vragen Arm & rijk
1.3 en 1.4
Slide 1 - Tekstslide
Men verwacht in de toekomst
A
meer voedsel pp tegen een hogere prijs
B
meer voedsel pp tegen een lagere prijs
C
minder voedsel pp tegen een lagere prijs
D
minder voedsel pp tegen een hogere prijs
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer je elke dag 1700 kilocalorieën eet met alleen maar rijst op het menu heb je
A
kwalitatieve honger
B
kwantitatieve honger
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer je gemiddeld maar 1000 kilocalorieën binnenkrijgt per dag heb je
A
kwantitatieve honger
B
kwalitatieve honger
Slide 4 - Quizvraag
Volgens de Amerikaanse geograaf Ullman komt vervoer alleen tot stand als er sprake is van
A
complementariteit, transporteerbaarheid en tussenliggende mogelijkheden
B
dumping, complementariteit en transporteerbaarheid
C
transporteerbaarheid, hoge productiviteit en tussenliggende mogelijkheden
Slide 5 - Quizvraag
De belangrijkste voedingsgranen (met een lange houdbaarheid) die wereldwijd worden verhandeld zijn
A
rogge en tarwe
B
tarwe en mais
C
rijst en mais
Slide 6 - Quizvraag
De gemiddelde productie per persoon is
A
in Westerse landen hoog
B
in Afrikaanse landen hoog
Slide 7 - Quizvraag
De hoge productie per persoon heeft te maken met
A
het gebruik van moderne machines en apparaten
B
het grote aantal arbeidskrachten
C
de laaggeschoolde maar hardwerkende arbeidskrachten
Slide 8 - Quizvraag
Tussen arme en rijke landen is soms sprake van oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld
A
arme landen moeten hun subsidies aan boeren stoppen waardoor de boeren niet meer concurreren met rijke landen
B
arme landen worden verplicht om landbouwproducten uit de rijke landen te importeren
C
arme landen moeten verplicht exporteren naar de rijke landen waardoor ze zelf niets over houden
Slide 9 - Quizvraag
Graanoverschotten in de VS worden vaak gedumpt (afgezet onder de kostprijs) in ontwikkelingslanden. Voor deze landen is dat meestal erg gunstig.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Rijke landen eisen vrijhandel bij de uitvoer van hun producten maar tegelijkertijd hanteren ze zelf invoertarieven om hun eigen kwetsbare sectoren te beschermen
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een nadeel van dumping is
A
de bevolking kan de voorraden bijna nooit bereiken
B
de eigen boeren komen hun producten niet meer kwijt en hebben geen inkomsten meer
C
dat de bevolking te veel voedsel krijgt
D
dat de boeren goed kunnen concurreren en meer geld verdienen
Slide 12 - Quizvraag
Het voedselprobleem is vooral een verdelingsvraagstuk
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
De groene revolutie heeft de kloof tussen arme en rijke boeren vergroot
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
De oorzaken van hongersnoden in Ethiopië liggen vooral op het vlak van
A
slechte natuurlijke omstandigheden
B
onvruchtbare grond
C
natuur, politiek en gezondheid
Slide 15 - Quizvraag
De natuur draagt bij aan een risico op hongersnoden door
A
de structureel lage neerslag
B
de hoge temperatuur
C
de onvoorspelbare neerslag
Slide 16 - Quizvraag
Op politiek vlak is de situatie in Ethiopie
A
al jarenland stabiel
B
gekenmerkt door spanningen tussen etnische minderheden
Slide 17 - Quizvraag
Het Ethiopische platteland kamt met
A
armoede
B
ontwetendheid
C
gezondheidsproblemen (oa aids)
D
a,b en d
Slide 18 - Quizvraag
Een voorbeeld van structurele hulp is
A
programmahulp
B
noodhulp
Slide 19 - Quizvraag
De Ethiopische regering investeert ook zelf. Dit doen ze in