H82 - Leestekens (1)

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • etui
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • etui

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Kern + schrift
  • agenda

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag ...
  • Leerstof toetsweek
  • Terugblik 
  • Uitleg H82: Leestekens (1)
  • Aan de slag!
Doelen van de les: 
- Ik weet wat de regels zijn voor het gebruik van leestekens.
- Ik kan leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Toetsweek 2
  • H11: Meervoudsvormen
  • H12: Bijzondere meervoudsvormen
  • H13: Hoofdletters
  • H26: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • H27: Persoonsvorm verleden tijd
  • H39: Voltooid deelwoord
  • H40: Onregelmatige werkwoorden
  • H82 + H83: Leestekens 







Slide 6 - Tekstslide

Toetsweek 2
Hoe leren voor de toets spelling? 

Slide 7 - Tekstslide

Toetsweek 2
Hoe leren voor de toets spelling? 
  • Maak een samenvatting van elk hoofdstuk. Gebruik hiervoor het boek + de LessonUps.
  • Leer de begrippen en de samenvatting.
  • Oefen met de opdrachten in het boek en de oefenbladen.  


Slide 8 - Tekstslide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   
                                        > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                           









1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: zo kort en eenvoudig mogelijk.

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)


Slide 9 - Tekstslide

H11 - Meervoudsvormen
De meeste Nederlandse zelfstandige naamwoorden kun je in het enkelvoud en in het meervoud zetten. 

Je schrijft het meervoud meestal met en of s.

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het meervoud van de volgende woorden:

vraag, potlood, kras, glas

Slide 11 - Open vraag

H11 - Meervoudsvormen
Meervouden op -n, -en, -'en: 
  • Zet en achter het enkelvoud

Soms moet je 
  • de laatste letter verdubbelen
  • een a, e, o of u weglaten
  • een f veranderen in een v
  • een s veranderen in een z
  • afkortingen die eindigen op -s of -x --> meervoud op 'en

Slide 12 - Tekstslide

Noteer het meervoud van de volgende woorden:

foto, cadeau, tv, pony

Slide 13 - Open vraag

H11 - Meervoudsvormen
Meervouden op -s:
  • Zet s achter het enkelvoud
  • Engelse en Franse leenwoorden

Meervouden op '-s:
  • als het woord in het enkelvoud eindigt op a, i, o, u of y.
  • als het woord een afkorting is


Slide 14 - Tekstslide

H11 - Meervoudsvormen
Meervouden op -en of -s:
Sommige woorden hebben een meervoud op -en én op -s.

Slide 15 - Tekstslide

Noteer het meervoud van de volgende woorden:

portemonnee, twee, calorie, olie

Slide 16 - Open vraag

H12: Bijzondere meervoudsvormen
Als een woord eindigt op -ee, krijgt het in het meervoud -s of -ën:
  • portemonnee - portemonnees
  • twee - tweeën
  • zee - zeeën



Slide 17 - Tekstslide

H12: Bijzondere meervoudsvormen
Als een woord eindigt op -ee, krijgt het in het meervoud -s of -ën:
  • portemonnee - portemonnees
  • twee - tweeën
  • zee - zeeën

Als een woord eindigt op -ie, dan moet je goed letten op de klemtoon:
  • Klemtoon op de -ie? > Meervoud met -ën:
            drie - drieën, calorie - calorieën, harmonie - harmonieën
  • Klemtoon niet op de -ie? > Dan komt er een trema + een -n bij:
            bacterie - bacteriën, kolonie - koloniën 

Slide 18 - Tekstslide

H12: Bijzondere meervoudsvormen
Bij sommige woorden verandert in het meervoud de klinker:
  • stad -> steden
  • -heid -> - heden
  • - lid -> -leden

Sommige woorden hebben een meervoud op -eren: kinderen

Leenwoorden uit het Latijn of Italiaans hebben soms twee meervoudsvormen: museums/musea

Er bestaan ook onregelmatige meervoudsvormen: koeien



Slide 19 - Tekstslide

H82: Leestekens (1)

Slide 20 - Tekstslide

Welke leestekens zijn er?

Slide 21 - Woordweb

H82 - Leestekens
Je gebruikt een punt:
  • aan het einde van een zin;
  • na een afkorting.

Je gebruikt een vraagteken aan het einde van een vraagzin.
Je gebruikt een uitroepteken na een uitroep of bevel. 

Slide 22 - Tekstslide

H82 - Leestekens
Je gebruikt een komma:
  • als je een pauze hoort;
  • bij een opsomming;
  • tussen bijvoeglijke naamwoorden;
  • tussen twee persoonsvormen;
  • voor- en nadat je iemand aanspreekt.

Slide 23 - Tekstslide

H82 - Leestekens
Je gebruikt een dubbele punt om aan te geven dat er een opsomming, citaat of nadere uitleg volgt.

Je gebruikt een puntkomma als twee zinnen sterk met elkaar verbonden zijn, maar ook losse zinnen konden zijn. 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 2
Bladzijde 168

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Hoofdstuk 82 - Leestekens (1)
Opdr. 2 t/m 8

Het eerste kwartier werk je zelfstandig in stilte. 

Klaar?
Kijk op het bord.

timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 2 december:
  • H82: opdr. 2 t/m 8
  • snelhechter mee!

Maandag 9 december:
  • samenvatting af

Slide 27 - Tekstslide