RL3 Duits

RL3 Duits
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

RL3 Duits

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wilkommen bei Deutsch

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Doeltaalmoment: docent stelt vragen aan de leerlingen in het Duits, de leerlingen antwoorden. 

Corpus: Getallen + antwoord op de vraag: Wie heißt du?
Programm
Rückblick 3min
Lernziele 1min
Aussprache
  • Introductie
  • Check
Lesen + Schreiben
  • Aufgaben
Afsluiting 10min
  • Exit Ticket! +leerdoelen
  • Einde van de les

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rückblick

Was haben wir letztes Mal gelernt?

''Ich habe ... gelernt''
''Ich habe ... gemacht''
Vorstellen un Verben

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan jij:
  • een simpele Duitse zin maken
  • uitspraak oefenen
  • leesvaardigheid oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Kijk op blz. 15
We oefenen samen de opdrachten:
1, 2, 3, 4, 5, 6

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatiktrainer Verben
In deze trainer oefen je zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Bij het maken van de oefeningen is het handig om af en toe tussen de slides te wisselen om dingen op te zoeken.







Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das schwache Verb im Präsens
)
Wo wohnst du? - Ich wohne in den Niederlanden.

Wie findet ihr den Film? - Spannend!

Er geht nach Hause. - Geht sie auch?

Kommt ihr mit? - Nein, es regnet. Wir bleiben hier.




jij
ik
jullie
hij
jullie
het
wij
zij

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das schwache Verb im Präsens 

ich
du
er/es/sie
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/het/zij
wij
jullie
zij/u
(fe)
e
st
t
en
t
en
Als je een zwak werkwoord wilt vervoegen, dan haal je -en van het hele werkwoord af. (wohnen -> wohn). 
Dan bepaal je welke vorm je nodig hebt (ich, du, er, etc) en kies je de bijbehorende uitgang.
Als je de uitgangen van links naar rechts leest en je zet er fe voor
dan krijg je het woord feesttenten. Hiermee kun je de uitgangen van de regelmatige
werkwoorden onthouden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das schwache Verb im Präsens 

Als de stam van een werkwoord eindigt op -d, -t of -n, denk om een extra e bij du, er/es/sie, ihr
Zou die e er niet staan, wordt het woord moeilijker uit te spreken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spickzettel 
Stam 
fe
s-klank
i
e
e
d
st
t
e
t
t
w
en
en
i
t
t
S/s
en
en

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ich ___ in den Niederlanden.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir ___ Fußball auf dem Schulhof.
A
spielen
B
spielt
C
spielst

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Peter ___ seine Hausaufgaben.
A
mache
B
machst
C
macht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___ ihr das? - Was ist das?
A
Hören
B
Hört

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mein Handy ___ hier noch.
A
liegen
B
liegst
C
liegt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie lange bleibt ___?
A
du
B
ihr
C
Sie?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ausnahmen von der Regel
(heißen) Wie heißt du?              nur ein -t
(tanzen) Du tanzt gut!               nur ein -t
(boxen)  Boxt du schon lange?   nur ein -t

Als de stam eindigt op een sis-klank (s, ss, ß, x, z) bij du geen -st, alleen een t. 
De s zit als in de sisklank. Siehe Seite 123 im Buch.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kapitel 1
Lektion 1
Lektion 2

alle Aufgaben, bitte!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NL>D: reis jij
(reisen)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

NL>D: heet jij
(heißen)

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

NL>D: pas jij
(passen)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

NL>D: dans jij
(tanzen)

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies