Nederlands 1e klas 5.5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

5.5 Woorden

Planning van vandaag:

Terugblik paragraaf 4

Uitleg paragraaf 5

Feiten

Zijn voor iedereen hetzelfde

Kun je controleren

Bijvoorbeeld:

In deze klas zitten 12 leerlingen

Meningen

Kunnen voor iedereen verschillen

Geven aan wat iemand ergens van vindt

Herken je vaak aan de werkwoorden vinden of denken

Bijvoorbeeld:

Ik vind dropjes erg lekker.

Zij denkt dat hij nooit haar vriend zal worden.

In de etui van meneer Dijkstra zitten 88 pennen

1. dit is een mening, het zijn gewoon best veel
2. meneer Dijkstra heeft geen etui
3. dit is een feit, je kunt ze tellen

Zwitserland is het mooiste vakantieland.

1. Feit, want er staat geen vind
2. feit, want je kunt het controleren
3. Mening, want iemand anders kan een andere mening hebben
4. feit, want Zwitserland is een land.

Welk verwijswoord herken je?
Anna wandelt elke dag met de hond, dat vindt ze leuk.

woorden 5.5

Woordbetekenis vinden in de tekst

Lees je in een tekst een woord dat je niet kent?

Lees dan eerst verder. Een schrijver legt een moeilijk woord vaak uit:

- met een voorbeeld;

- door het woord te omschrijven.

 

.

Staat er geen voorbeeld of omschrijving? 

Zoek dan de betekenis van het woord op in een woordenboek. 

Of vraag het aan iemand

de infectie

1. de zieke
2. kans op gevaar of schade
3. de ontsteking
4. de vitamine

exact

1. de formule
2. precies
3. voortdurend
4. constant

Maak zelf een zin waarin je het woord ‘arts’ uitlegt met een voorbeeld.

Huiswerk

Maak de opdrachten van 5.5

Krakende wagens rijden het langst.

1. Een krakende auto rijdt het best.
2. Mensen die vaak ziek zijn, worden vaak toch heel oud.
3. Ook als je knieën kraken, kun je vaak nog heel hard rennen.
4. Mensen die veel zeuren, leven langer.

Boter op je hoofd hebben.

1. Er heeft een meeuw op je kop gepoept.
2. Je hebt een probleem dat je niet kunt oplossen.
3. Een ander de schuld geven, terwijl je zelf ook schuldig bent.
4. Je hebt de verkeerde zonnebrand gebruikt.

Het is boter aan de galg gesmeerd.

1. Het is vergeefse moeite, het heeft geen zin.
2. Je wil helpen, maar dat kan niet.
3. Het is zonde van de dure spullen.
4. Het is onaardig van je.

Wat is schooltaal?

1. Dit zijn woorden die vaak in opdrachten en leerteksten voorkomen.
2. Dat is de taal die jongeren spreken op school.
3. Dat zijn de talen die leerlingen leren op school
4. Dat woord bestaat niet

Huiswerk

Maak de opdrachten van 5.5