Het is oorlog en de joden mogen niets meer van de Duitsers. Hanna is vijftien. Ze werkt als dienstmeisje en daar mag ze ook niets. Ze wordt er gek van. Dan ontmoet ze Anneke. Elke avond na het werk lopen ze samen op. Al snel bedenkt Hanna een gevaarlijk spel. ‘Ik durf, ik durf, wat jij niet durft…’ Ze dagen elkaar uit en Hanna durft het meest. Als ze voor de zoveelste keer op het politiebureau zit, moet ze van de kinderpolitie naar een joods tehuis voor moeilijk opvoedbare kinderen.
Woedend is Hanna, maar haar ouders zijn het ermee eens. Die denken dat ze daar veilig is voor de Duitsers. Ze vertrekt op 1 maart 1942, met de belofte dat ze eind mei weer naar huis mag. Maar dat pakt heel anders uit…