T2 H4 taalverzorging lastige werkwoorden

  Nederlands 
lastige werkwoordsvormen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

  Nederlands 
lastige werkwoordsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

  • Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide deelwoorden goed spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

H4: Ge-, be-, ont-, ver-, her- 
Woorden, die hiermee beginnen zijn lastig. 
bijvoorbeeld:
Jan verstuurt een bericht
Jan heeft een bericht verstuurd.

Versturen - en = verstur --> r zit niet in  't ex-kofschip, dus verstuurd! Verlengproef --> verstuurde

Slide 3 - Tekstslide

drie soorten werkwoorden
1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Hoor je een 't', dan schrijf je een 't' 





  • Stam = hele ww min -en (belov)
    Ik-vorm = aangepaste vorm (beloof)

  • Het gebeurt nu/nooit/regelmatig/altijd

  • Je krijgt NOOIT +d als er géén -d in het werkwoord zit.


Slide 5 - Tekstslide

...... dit bedrijf echt 1000 kerstpakketten?
A
verstuurd
B
verstuurt
C
verstuurdt

Slide 6 - Quizvraag

Gelukkig .... de verzekering de stormschade.
A
vergoed
B
vergoet
C
vergoedt

Slide 7 - Quizvraag

In de zomervakantie ... ik mijn opleiding af als zeilinstructeur.
A
rond
B
rondt

Slide 8 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden
Onderwerp enkelvoud = ik-vorm + te / de
Onderwerp meervoud = ik-vorm + ten / den --> dus: meervoud krijgt een n!!

Te(n) of de(n)?
- verlengproef (langer maken!)
- 'T eXKoFSCHiPT
   hele werkwoord min -en
   laatste letter in het kofschip? JA = -te(n),  NEE = -de(n)

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden

  • Veranderen in de verleden tijd van klank

  • Eigen vorm (uit je hoofd leren! geen regels)

  • Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om te veranderen van vorm. Onthoud dit!  ('Van lopen word je sterk')

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Vaak ziet het er zo uit:                                                            (Gebruik 'T eXKofschip!)
Ge- + ik-vorm + -d of -t
Plakken > ge-plak-...
Boffen > ge-bof-...
Rennen > ge-ren-...

Een voltooid deelwoord begint ook.                   
vaak met be-, ge-, ver-, ont-, of her-. 
betaald, gegroeid, verteld, ontdekt, herinnerd
Een volt deelwoord heeft een hulpwerkwoord nodig

Slide 11 - Tekstslide

Patrick .....al zijn vrije tijd aan Minecraft
A
besteed
B
besteedt
C
besteet

Slide 12 - Quizvraag

...... jij je netjes aan voor je naar school gaat?
A
kleed
B
kleedt
C
kleet

Slide 13 - Quizvraag

Casper heeft zich in de deadline......
A
vergisd
B
vergisdt
C
vergist

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoorden kun je in drie werkwoordsvormen opschrijven
tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd.
Ik lach
ik lachte
ik heb gelachen.... OK?

Slide 15 - Tekstslide

Sommige werkwoorden klinken in de tegenwoordige tijd en voltooide tijd hetzelfde, maar schrijf je anders.
Tim verstuurt een berichtje. (tt)
Tim heeft (hww) een berichtje verstuurd. (volt dw)

Slide 16 - Tekstslide

Sommige werkwoorden klinken in de tegenwoordige tijd en voltooide tijd hetzelfde en schrijf je ook nog eens hetzelfde.

Meneer Van den Bos gebruikt een hamer. 
Meneer Van den Bos heeft een hamer gebruikt. 

Slide 17 - Tekstslide

Samengevat
Sommige werkwoorden lijken in de tt en het vd op elkaar.
Bepaal welke vorm het is en kies de juiste uitgang. 
tt alleen -t toevoegen
vd -d of -t door verlengproef of ezelsbrug 't (e)xk(o)fsch(i)p

ezelsbrug: verkocht, want h zit in 't (e)xk(o)fsch(i)p

Slide 18 - Tekstslide

maken 
opdracht 1, 2, 3, 4 en 6

Slide 19 - Tekstslide

Volgens het van Gogh Museum zijn de schetsen ....... (vervalsen)
A
vervalsd
B
vervalst
C
vervalsdt

Slide 20 - Quizvraag

Op de website worden de openingstijden ..... (vermelden)
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 21 - Quizvraag

Ajax ...... (handelen) met FC Barcelona over een transfer.
A
handeld
B
handelt
C
handeldt

Slide 22 - Quizvraag

Gisteren hebben wij het kwaliteitenspel ...... (spelen)
A
gespeeld
B
gespeelt
C
gespeeldt

Slide 23 - Quizvraag

Vorige week ..... (lachen) ik heel hard om een grap.
A
lachte
B
lachten
C
lachde
D
lachden

Slide 24 - Quizvraag

Robin .... (bestellen) een mooi horloge.
A
besteld
B
bestelt
C
besteldt

Slide 25 - Quizvraag

Robin heeft een mooi horloge ... (bestellen)
A
besteld
B
bestelt
C
besteldt

Slide 26 - Quizvraag

Jonathan ..... (voeden) de geitjes.
A
voed
B
voet
C
voedt

Slide 27 - Quizvraag