voorbereiding toetsweek leesvaardigheid

voorbereiding toetsweek leesvaardigheid
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

voorbereiding toetsweek leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren (mening geven)
D
activeren

Slide 2 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens

Slide 3 - Quizvraag

Wat vind je vaak niet in het slot in de tekst?
A
samenvatting
B
afweging
C
probleemstelling
D
toekomstverwachting

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Deze tekst had een
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
voor-en nadelenstructuur

Slide 6 - Quizvraag

Wat vind je in de inleiding van een tekst met probleem-oplossing structuur?
A
probleem
B
oorzaken en gevolgen
C
oplossingen
D
beste oplossing

Slide 7 - Quizvraag

Wat is hier de kernzin? 'Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst. Je kan er lekker paella eten. Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan. Spanje is een fijn vakantieland.'
A
Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst.
B
Je kan er lekker paella eten.
C
Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan.
D
Spanje is een fijn vakantieland.

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je hier?
'Na school lekker ontspannen is van alle tijden. Alleen: Vroeger lazen kinderen veel vaker na schooltijd en gingen ze wekelijks naar de bibliotheek om stapels boeken te lenen. Nu kiezen steeds meer leerlingen ervoor om zodra ze uit school komen op de iPad te spelen of te gamen op hun playstation.'
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
vraag-antwoordstructuur

Slide 9 - Quizvraag

'Hoewel' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 10 - Quizvraag

'Kortom' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 11 - Quizvraag

Woorden zoals 'oorzaak' die aangeven welke werking een alinea of tekstdeel heeft in de tekst noemen we
A
signaalwoorden
B
functiewoorden
C
werkwoorden
D
bijwoorden

Slide 12 - Quizvraag

Welke functie heeft dit tekstdeel?
'Hierboven heb ik verschillende argumenten gegeven waarom we moeten stoppen met zwemmen tussen de haaien. Dus: laat dat vooral aan professionals over.'
A
gevolg
B
conclusie
C
argument

Slide 13 - Quizvraag

De argumentatiestructuur is een voorbeeld van een tekststructuur. Noem nog 4 andere vormen:

Slide 14 - Open vraag

Welke tekststructuur hoort bij een betoog?

Slide 15 - Open vraag

Tweakers zocht uit dat de site staat geregistreerd op een Spaanse naam en een Amerikaans adres in Miami, [maar] mogelijk heeft de oplichter valse gegevens opgegeven.

'maar' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
toelichtend signaalwoord

Slide 16 - Quizvraag

Hoe controleer jij of een tekst betrouwbaar is of niet?

Slide 17 - Open vraag

Noem vier dingen waaraan je kunt zien voor welk publiek een tekst is geschreven:

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

Doen:
Lees de inleiding van het artikel (volgende slide)

Slide 20 - Tekstslide

Infectieziektes kunnen wegebben, maar echt verdwijnen doen ze bijna nooit.

De pest van de Filistijnen in Ashdod door Pieter van Halen, 1661.
Wanneer zal deze pandemie eindigen? Na al die maanden, meer dan 37 miljoen gevallen en meer dan 1 miljoen doden wereldwijd, beginnen we ons wel af te vragen hoe lang dit nog zal duren.
Sinds het begin van de pandemie worden door epidemiologen en specialisten in de volksgezondheid wiskundige modellen gebruikt om de verspreiding van het coronavirus te trachten voorspellen. Maar infectieziektes modelleren is lastig. Epidemiologen waarschuwen dat ‘modellen geen glazen bollen zijn’. Zelfs uit geavanceerde versies kun je niet per definitie afleiden wanneer de pandemie zal eindigen of hoeveel patiënten eraan zullen overlijden.
In plaats van vooruit te kijken en aanwijzingen te zoeken, kunnen we ook terugkijken in de geschiedenis. Wat maakte een einde aan eerdere uitbraken, en wat niet?



Infectieziektes kunnen wegebben, maar echt verdwijnen doen ze bijna nooit.

Wanneer zal deze pandemie eindigen? Na al die maanden, meer dan 37 miljoen gevallen en meer dan 1 miljoen doden wereldwijd, beginnen we ons wel af te vragen hoe lang dit nog zal duren.
Sinds het begin van de pandemie worden door epidemiologen en specialisten in de volksgezondheid wiskundige modellen gebruikt om de verspreiding van het coronavirus te trachten voorspellen. Maar infectieziektes modelleren is lastig. Epidemiologen waarschuwen dat ‘modellen geen glazen bollen zijn’. Zelfs uit geavanceerde versies kun je niet per definitie afleiden wanneer de pandemie zal eindigen of hoeveel patiënten eraan zullen overlijden.
In plaats van vooruit te kijken en aanwijzingen te zoeken, kunnen we ook terugkijken in de geschiedenis. Wat maakte een einde aan eerdere uitbraken, en wat niet?

Slide 21 - Tekstslide

Welke structuur verwacht je na het lezen van deze inleiding?
A
verleden- heden
B
verschijnsel - verklaring
C
verleden-heden-toekomst
D
probleem - oplossing

Slide 22 - Quizvraag

lastig in te schatten ...
  • de schrijver keek inderdaad naar het verleden
  • het is te verwachten dat we naar de toekomst kijken bij dit onderwerp
  • en het is een probleem waarvoor we nu een oplossing lijken te hebben middels een vaccin
maar toch verklaart de schrijver hier een verschijnsel aan de hand van vroegere epidemieën ... lees maar mee -->

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Lees zo meteen de tekst 'Lachgas verslavender dan gedacht'. Daarna volgen deze quizvragen:

1. welke functies heeft de inleiding (alinea 1 t/m 3)?
2. welke structuur heeft deze tekst?






3. Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
4. welke conclusie trekt de schrijver in het slot?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Welke functies heeft de inleiding?
A
introductie onderwerp, voorbeeld en standpunt
B
introductie onderwerp en standpunt
C
introductie onderwerp, belang voor de lezer
D
standpunt en voorbeeld

Slide 27 - Quizvraag

Welke structuur kent deze tekst?
A
probleem - oplossing
B
verschijnsel - verklaring
C
standpunt - argumenten
D
verleden - heden - toekomst

Slide 28 - Quizvraag

Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
A
door oorzaken te analyseren
B
door voorbeelden te geven
C
door deskundigen aan het woord te laten
D
door argumenten te geven

Slide 29 - Quizvraag

Welke conclusie trekt de schrijver in het slot?
A
Men denkt dat het een onschuldige drug is
B
Er moet voorlichting op scholen komen
C
Ouders hebben een verkeerd beeld
D
We zijn overvallen door de snelle ontwikkelingen

Slide 30 - Quizvraag

Welke oplossing wordt er geadviseerd?
A
Meer onderzoek doen
B
Lachgas verbieden
C
Meer voorlichting geven
D
Meer aan preventie doen

Slide 31 - Quizvraag

dit signaal- of functiewoord kondigt een conclusie aan
daarom
los daarvan is
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 32 - Sleepvraag

Dit signaal- of functiewoord kondigt een opsomming aan
daarom
los daarvan is 
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 33 - Sleepvraag

tot slot: opbouw van een alinea
Uit een grootschalig onderzoek uit de VS bleek dat in alinea's voorkeursplaatsen voor de kernzin zijn : 1e, 2e of laatste zin
De kernzin bevat de belangrijkste informatie van de alinea

Slide 34 - Tekstslide

voorbereiden:
zie ELO Studiewijzer Nederlands onder het kopje:
'voorbereiden toetsweek'

Succes!

Slide 35 - Tekstslide