4Havo_Februar_2022_Modalverben

Willkommen!
Was machen wir heute? 
-Erklärung neue Grammatik: Modalverben 
-Üben mit Modalverben 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Was machen wir heute? 
-Erklärung neue Grammatik: Modalverben 
-Üben mit Modalverben 

Slide 1 - Tekstslide

Was sind Modalverben? 
Een modaal werkwoord  (Modalverb)
  • komt van 'modaliteit' = wijze van zijn, verschijningsvorm
  • staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  •  verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 3 - Open vraag

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

wissen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat valt je bij de vervoeging van deze werkwoorden op?

Slide 9 - Open vraag

Was fällt dir auf? 
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
  • Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang

Slide 10 - Tekstslide

Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En verlink deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 11 - Tekstslide

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 12 - Tekstslide

Übersetze diesen Satz:
Pia muss dringend zur Toilette

Slide 13 - Open vraag

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 14 - Tekstslide

Übersetze diesen Satz:
"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 15 - Open vraag

Als het goed is, heb je 'müssen' en 'sollen' beide als 'moeten' vertaald. Maar wat is het verschil? 

Kijk nu nog eens goed naar de twee plaatjes... 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

weten
lusten, aardig vinden, leuk vinden
willen
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten ( de wil van iemand anders moeten doen)
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
dürfen
können
müssen
mögen
sollen
wissen
wollen

Slide 19 - Sleepvraag

Dus: Bij welke vorm hebben modale werkwoorden ook al weer geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 20 - Quizvraag

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möchten
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 21 - Sleepvraag

wij willen graag
A
wir möchten
B
wir dürfen
C
wir können

Slide 22 - Quizvraag

Du__________ deinen Freund gern, oder?
A
musst
B
magst
C
darfst
D
kannst

Slide 23 - Quizvraag

Wie lange ....... (mogen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 24 - Quizvraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (lusten).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 25 - Quizvraag

Herr Lehrer, das ...... (kunnen) Sie doch nicht machen!
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 26 - Quizvraag

Er ....... (mogen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
mag

Slide 27 - Quizvraag

Ich ______ es morgen machen.
A
sall
B
solle
C
sollen
D
soll

Slide 28 - Quizvraag

Er(weten)…….. noch nicht so viel.

Slide 29 - Open vraag

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Slide 30 - Open vraag

________ (kunnen) du diese Woche kommen?
Nein, leider kann ich diese Woche nicht
kommen.

Slide 31 - Open vraag

Was ________ (lusten) Sie am liebsten? Eis mit oder ohne
Sahne?

Slide 32 - Open vraag

.... ihr, wo die Notausgänge sind?
A
weißt
B
wisst
C
wist
D
weten

Slide 33 - Quizvraag

.... du heute unbedingt zum Training?
A
Musst
B
Müsst

Slide 34 - Quizvraag

Niemand..., wie die Ergebnisse sind
(wissen)

Slide 35 - Open vraag

weten
lusten, aardig vinden, leuk vinden
willen
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten ( de wil van iemand anders moeten doen)
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
dürfen
können
müssen
mögen
sollen
wissen
wollen

Slide 36 - Sleepvraag

Er (willen) ……. nachher einkaufen gehen.

Slide 37 - Open vraag

Ihr (moeten) ……... eure Hausaufgaben machen. Das hat Frau Timmers doch gesagt!

Slide 38 - Open vraag

Ihr __________(kunnen) mir nicht helfen.

Slide 39 - Open vraag

(willen) - Wann ______ du wiederkommen?

Slide 40 - Open vraag

(moeten)- Wir______ uns anschnallen im Auto.

Slide 41 - Open vraag

(leuk vinden) - Niemand______ diese langen Staus.

Slide 42 - Open vraag

(willen) - Wo_____ ihr den Urlaub verbringen?

Slide 43 - Open vraag

(mogen) - An dieser Tankstelle______ nur Lastkraftwagen (LKWs) tanken.

Slide 44 - Open vraag

(zouden graag willen) - _____ Sie in der Nähe des Hauptbahnhofs parken?

Slide 45 - Open vraag

(weten) - _______ ihr, wo das berühmte Goethe-Schiller-Denkmal steht?

Slide 46 - Open vraag

(weten) - ich_______ nicht, in welchem Abteil wir sitzen.

Slide 47 - Open vraag

Afsluitend ...
via onderstaande link vind je nog meer uitlegfilmpjes en extra oefeningen
 

Slide 48 - Tekstslide