In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3.6Evolutie
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten we al?
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 3.5
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 3 - Tekstslide
Begrippen 3.5
Mutagene stoffen
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen 3.6
Je kunt Omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Slide 5 - Tekstslide
Soorten en rassen
Een Afrikaanse olifant en een Indische olifant lijken veel op elkaar, maar ze behoren tot verschillende soorten.
Organisme die veel op elkaar lijken, hoeven dus niet tot dezelfde soort te behoren.
Organismen behoren pas tot één soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Die moeten zich dus ook weer kunnen voortplanten.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Ras
Sommige soorten kun je verder verdelen in rassen, zoals appels.
Alle appelbomen kunnen elkaar bestuiven, dus zelfde soort.
Maar er zijn wel verschillende appels.
Een ras is een groep organismen binnen één soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Evolutie
Er zijn miljoenen soorten organismen op de wereld.
Al deze soorten zijn in de loop van een zeer lange tijd ontstaan.
Dit wordt de evolutietheorie genoemd.
Deze theorie gaat uit van de volgende drie dingen:
Variatie in genotypen
Natuurlijke selectie
Ontstaan van nieuwe soorten
Slide 10 - Tekstslide
Variatie in genotypen
Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die zich onderling kunnen voortplanten.
Bijvoorbeeld alle konijnen op Ameland.
Binnen een populatie komen verschillen voor, dit komt door geslachtelijke voortplanting en mutaties.
Hierdoor komen in een populatie ook steeds andere fenotypen voor.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slakken met een gele kleur vallen meer op dan groene in het gras, zij worden dus ook meer opgegeten.
Zo blijven er dus in verhouding meer groene slakken over.
Dit noemen we natuurlijke selectie.
Zij passen zich beter aan aan het Milieu.
Het milieu zijn alle omstandigheden die invloed kunnen hebben op een organisme.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Het ontstaan van nieuwe soorten
Zolang de slakken met verschillende kleuren met elkaar blijven voortplanten, behoren ze tot dezelfde soort. Er zijn dan alleen verschillende vormen van één soort ontstaan.
Als de verschillende vormen van een soort zich niet meer met elkaar voortplanten, kunnen na lange tijd twee soorten ontstaan. De vormen gaan dan zoveel van elkaar verschillen, dat ze niet meer met elkaar kunnen voortplanten.
Slide 15 - Tekstslide
Hoe ontstaat een nieuwe soort?
Een nieuwe soort kan bijvoorbeeld ontstaan als een populatie wordt gescheiden in twee groepen.
Bijvoorbeeld egels in een woonwijk aan de rand van een bos.
Op een dag wordt hiertussen een snelweg aangelegd.
Hierdoor worden de egels in twee groepen verdeeld.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Begrippen 3.6
Soort
Ras
Evolutietheorie
Milieu
Natuurlijke selectie
Slide 19 - Tekstslide
Ik kan nu
Je kunt Omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Slide 20 - Tekstslide
Aan het werk!
Maken opdrachten 3.6: 1, 2, 4, 5, 6 en 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.