Elektrische energie en vermogen (zelfstudie)

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen


Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). 

Een andere eenheid is de watt
(W). 

Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen


Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). 

Een andere eenheid is de watt
(W). 

Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 

Slide 1 - Tekstslide

Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

Slide 2 - Tekstslide

Vermogen berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 4 - Quizvraag

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 5 - Quizvraag

Filmpje elektrisch vermogen
Filmpje elektrisch vermogen https://www.youtube.com/watch?v=_JEQv6eQynI&t=56s

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Omrekenen

Slide 8 - Tekstslide

Methode
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule 
4. Berekening
5. Antwoord + eenheid
Opdracht 1
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
2. Gevraagd
                           Vermogen = P
3. Formule


4. Berekening


5. Antwoord

P=UI
P=80,5W
P=2300,35=80,5

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
timer
3:00

Slide 11 - Tekstslide

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
2. Gevraagd
                           Vermogen = P
3. Formule


4. Berekening


5. Antwoord

Slide 12 - Tekstslide

Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh

kWh = kilo Watt hour (uur)

of

Het aantal 1000 Watt dat je per uur verbruikt

Slide 13 - Tekstslide

Energieverbruik
1
2

Slide 14 - Tekstslide

Kilowattuur-meter


Slide 15 - Tekstslide

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t
D
0 = E : P x t

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A

Slide 18 - Quizvraag

Een koelkast verbruikt per dag 0.8 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.75.
A
Kosten = 0.8kWh x €0.75 = 0,6€
B
Kosten = 0.8kWh x €0.75 = 0,6€ en €0.60 x 365 = €219
C
Kosten = 0.8kWh / €0.75 = €1
D
Kosten = 0.8kWh / €0.75 = €1 €1x 365 = €365

Slide 19 - Quizvraag

Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
1000 : 1,5 = 666,7 kWh
B
1000 x 1,5 = 1500 kWh
C
1 x 1,5 = 1,5 kWh
D
1 x 1.30 = 1,3 kWh

Slide 20 - Quizvraag

Er branden van 7uur s' avonds tot 11 uur s' avonds 3 lampen van 5W en een computer van 250W.
Wat is het energieverbruik?
A
1,25 kWh
B
265 kWh
C
1,020 kWh
D
1,060 kWh

Slide 21 - Quizvraag

GROOTHEID
AFKORTING
EENHEID
AFKORTING
weerstand
U
Ampère
W
timer
2:00
Ohm
V
R
volt
A
spanning
I
Watt
stroomsterkte
P
vermogen

Slide 22 - Sleepvraag