Onderwerp van de zin PDF

Zinsdelen: 

Onderwerp van de zin
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen: 

Onderwerp van de zin

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een zinsdeel?
Een groepje woorden dat je in zijn geheel voor de persoonsvorm kan zetten (of dat al voor de persoonsvorm staat)...
en dat samen een bepaalde rol in de zin vervult.

bijv: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
2 manieren:

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
2 manieren:

Piet heeft een appel gegeten.

-Ja/nee zin maken: pv vooraan in de zin
Heeft Piet een appel gegeten? -> heeft vooraan in de zin, dus heeft = pv

-EV->MV / MV -> EV: alleen pv verandert
Piet en Jan hebben een appel gegeten. -> heeft verandert in hebben, dus heeft = pv

Slide 4 - Tekstslide

Wat was de vraag die we geleerd hadden om het onderwerp te vinden?


Wie/wat + werkwoordelijk gezegde? = onderwerp
=
     alle werkwoorden in de zin

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog meer over het onderwerp? (Wat zijn eigenschappen van dit zinsdeel?)
-Staat in een normale zin op de eerste plek: Idan bakt een ei.
-Staat in alle andere gevallen na de persoonsvorm:
Bakt Idan een ei?
Wanneer bakt Idan een ei?
Een ei bakt Idan.
Het onderwerp en de persoonsvorm staan dus altijd naast elkaar!



Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp van de zin kan ook lang zijn!

Piet pakt de fiets.
De vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van mijn klasgenoot Piet pakt de fiets.


Slide 7 - Tekstslide

Maar een zinsdeel kan voor de pv staan!

Piet pakt de fiets.
De vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van Piet pakt de fiets.
De oude vriendelijke vader van mijn klasgenoot Piet pakt de fiets.


Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp is niet altijd degene die iets doet, is of ervaart!

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp kan namelijk twee semantische rollen hebben!

Slide 10 - Tekstslide

Het onderwerp kan twee semantische rollen hebben!


Het onderwerp kan agens (doener) zijn.
De jongen schopt de bal.
Het onderwerp kan ook patiëns (ondergaander) zijn!
De bal wordt geschopt door de jongen!


Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Het onderwerp staat niet altijd aan het begin van de zin!

De jongen schopt de bal.
De bal schopt de jongen.

De bal wordt geschopt door de jongen.
Door de jongen wordt de bal geschopt.

Slide 12 - Tekstslide