Frans grammatica 3H GL H1

Grammatica 3 havo
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 3 havo

Slide 1 - Tekstslide

C 1 Bron H + C2 Bron H

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden -er
Donner
je stam + e
je donne
tu stam + es
tu donnes
il / elle / on stam + e
il donne
nous stam + ons
nous donnons
vous stam + ez
vous donnez
ils / elles stam + ent
ils donnent
Stam = ww - -ER: DONNER > DONN

Slide 3 - Tekstslide

Pers. vnw.
avoir
volt. dw.
j'
ai
donné
tu 
as
donné
il / elle / on
a
donné
nous
avons
donné
vous
avez
donné
ils / elles
ont
donné
Stam = ww - -ER: volt. dw = stam+ é: DONNER = DONNÉ

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden -ir
Finir > fin
je stam + is
je finis
tu stam + is
tu finis
il / elle / on stam + it
il finit
nous stam + issons
nous finissons
vous stam + issez
vous finissez
ils / elles stam + issent
ils finissent
Stam = ww - -IR: FINIR > FIN

Slide 5 - Tekstslide

Pers. vnw.
avoir
volt. dw.
j'
ai
fini
tu 
as
fini
il / elle / on
a
fini
nous
avons
fini
vous
avez
fini
ils / elles
ont
fini
Stam = ww - -IR: volt. dw = stam+ i: FINIR = FINI

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden -re
Vendre > vend
je stam + s
je vends
tu stam + s
tu vends
il / elle / on stam
il vend
nous stam + ons
nous vendons
vous stam + ez
vous vendez
ils / elles stam + ent
ils vendent
Stam = ww - -RE: VENDRE > VEND

Slide 7 - Tekstslide

Pers. vnw.
avoir
volt. dw.
j'
ai
vendu
tu 
as
vendu
il / elle / on
a
vendu
nous
avons
vendu
vous
avez
vendu
ils / elles
ont
vendu
Stam = ww - -RE: volt. dw = stam+ u: VENDRE = VENDU

Slide 8 - Tekstslide

Wederkerend ww -er
se
Laver > lav
je me/m' stam + e
me/m'
lave
tu te/t' stam + es
te/t'
laves
il/elle se/s' stam + e
se/s'
lave
nous nous stam + ons
nous
lavons
vous vous stam + ez
nous
lavez
ils/elles se/s' stam + ent
se/s'
lavent
Stam = ww - -ER: SE LAVER > LAV

Slide 9 - Tekstslide

Chapitre 2 Bron C

Slide 10 - Tekstslide

Pers. vnw. als meew. vw.
Een meewerkend voorwerp herken je in een zin omdat je de voorzetsels AAN of VOOR kunt toevoegen of kunt weglaten.

Slide 11 - Tekstslide

Pers. vnw. als meew. vw.
Het meewerkend voorwerp vervang je als volgt: 

mij
me / m'
jou
te / t'
hem / haar
lui
ons
nous
u / jullie
vous
hun
leur

Slide 12 - Tekstslide

Pers. vnw. als meew. vw.
Ook krijgt het een nieuwe plaats in de zin: Voor de pers. vorm.

Je donne des fleurs à ma grand-mère > lui
Je lui donne des fleurs.

J'ai donné des fleurs à ma grand-mère > lui
Je lui ai donné des fleurs.

Slide 13 - Tekstslide

Pers. vnw. als meew. vw.
Staat er een infinitief (heel werkwoord), dan komt het daarvoor te staan.

Je vais donner des fleurs à ma grand-mère > lui
Je vais lui donner des fleurs.


Slide 14 - Tekstslide

Chapitre 2 Bron G

Slide 15 - Tekstslide

Présent
Imparfait
je viens
je venais
tu viens
tu venais
il / elle / on vient
il venait
nous venons
nous venions
vous venez
vous veniez
ils / elles viennent
ils venaient
Venir = komen 

Slide 16 - Tekstslide

Futur simple
je viendrai
tu viendras
il / elle / on viendra
nous viendrons
vous viendrez
ils / elles viendront
Venir = komen 

Slide 17 - Tekstslide

Pers. vnw.
être
volt. dw.
je 
suis
venu(e)
tu 
es
venu(e)
il
est
venu
elle
est
venue
Venir = komen

Slide 18 - Tekstslide

Pers. vnw.
être
volt. dw.
nous
sommes
venu(e)s
vous (jullie)
êtes
venu(e)s
vous (u)
êtes
venu(e)
ils
sont
venus
elles
sont
venues
Venir = komen

Slide 19 - Tekstslide