In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets H4 Rusland
Slide 1 - Tekstslide
Wat was géén onderdeel van de NEP?
A
Boeren mochten grond bezitten en producten vrij verkopen op de markt
B
Mijnbouw en zware industrie bleven staatsbezit
C
Mijnbouw en zware industrie werden privébezit
D
Winkels, werkplaatsen en kleine fabrieken werden privébezit
Slide 2 - Quizvraag
Noem twee verschillen tussen de Februari- en Oktoberrevoluties.
Slide 3 - Open vraag
Noem twee overeenkomsten tussen de Februari- en de Oktoberrevolutie.
Slide 4 - Open vraag
Bij welke groep werd het anarchisme populair en waarom?
A
Bij de bojaren, zij zouden hierdoor meer macht krijgen.
B
Bij de boeren/lijfeigenen, zij zouden hierdoor meer rijkdom krijgen.
C
Bij de Tsaar, hij zou hierdoor nog meer rijkdom krijgen.
D
Bij de boeren/lijfeigenen, zij zouden hierdoor meer macht krijgen.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een belangrijk verschil tussen de bolsjewieken en de mensjewieken?
A
De B. vonden dat een revolutie vanzelf tot stand zou komen. En de M. vonden dat de revolutie op gang moest worden gebracht.
B
De B. vonden dat de borjaren de macht moesten hebben. De M. vonden dat de kerk de macht moest hebben.
C
De B. vonden dat een revolutie op gang moest worden gebracht. De M. vonden dat een revolutie vanzelf tot stand zou komen.
D
De B. vonden dat de Doema de macht moest krijgen. De M. vonden dat de mir de macht moest krijgen.
Slide 6 - Quizvraag
Waarom schafte Tsaar Alexander II het lijfeigenschap af?
A
Hij vond dit systeem van slavernij onmenselijk.
B
Hij hoopte dat de landbouw op deze manier gemoderniseerd kon worden.
C
Hij wilde de industrie moderniseren en hier had hij vrije arbeiders voor nodig.
D
Hij was anarchist geworden en vond dat de overheid niet de eigenaar moest zijn van mensen.
Slide 7 - Quizvraag
Zet de volgende onderdelen in de juiste chronologische volgorde van oud (links) naar nieuw (rechts)
Er vind een revolutie plaats waarbij de Tsaar wordt afgezet en de Doema een tijdelijke regering vormt.
Afschaffing lijfeigenschap
Er vind een revolutie plaats waarbij de communisten de macht grijpen.
NEP wordt ingevoerd
Josef Stalin komt aan de macht
Rusland sluit de vrede van Brest-Litovsk
Slide 8 - Sleepvraag
A. Leg het begrip persoonsverheerlijking uit met behulp van beeldelementen uit deze bron.
B. Hoe wilde Stalin dat de Russen hem zagen en waaraan zie je dit terug in de bron?
klik op bron om deze te vergroten
Slide 9 - Open vraag
1 Beschrijf wat er te zien is op deze spotprent
2 Wat kan de bedoeling zijn geweest van de maker? Leg een verband uit tussen de bron en het begrip totalitaire samenleving.
klik op bron om deze te vergroten
Slide 10 - Open vraag
I Om Rusland op een goede manier uit de Eerste Wereldoorlog te krijgen moesten mensjewieken en bolsjewieken gaan samenwerken.
II Trotski bekleedde tot de dood van Lenin hoge posities in de communistische partij.
Welke stelling is goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 11 - Quizvraag
I De anarchisten waren tegen elke vorm van georganiseerde regering en grond en productiemiddelen moesten gemeenschappelijk bezit worden. II De narodniki wilden een democratische, socialistische samenleving opbouwen met de mir als ideaalbeeld voor het besturen en bezitten van de grond. III De socialisten-revolutionairen wilden door middel van gerichte terroristische acties het regime van de tsaar omverwerpen. Eén van deze stellingen is fout. Maak van deze foute stelling een goede stelling.
Slide 12 - Open vraag
Wat hoort niet thuis in een totalitaire samenleving?
A
Massale propaganda om de staatsideologie te ondersteunen.
B
Een goed werkende rechtstaat met onafhankelijke rechtspraak.
C
Scholen die worden ingezet om kinderen te indoctrineren tot brave volgers v/d staatsideologie.
D
Het bedrijfsleven en de economie staan in dienst van en onder de controle van de staat.
Slide 13 - Quizvraag
WAT WAS HET MIDDEL VAN BESTAAN VOOR HET GROTENDEEL VAN DE BEVOLKING IN RUSLAND?
A
Landbouw (boeren)
B
Industrie (arbeiders werkten in fabrieken)
C
Handel (Handelaren)
D
diensten (ambtenaren)
Slide 14 - Quizvraag
Voor de revolutie werd Rusland bestuurd door?
A
Een Tsaar
B
Doema
C
Een Keizerin
D
Lenin
Slide 15 - Quizvraag
Welke beschrijving past bij communisme?
A
Alle macht in handen van één persoon
B
Streven naar een samenleving waarin iedereen gelijk is
C
Zoveel mogelijk winst maken
D
streven naar een samenleving waarin iedereen vrij is
Slide 16 - Quizvraag
Welke volgorde van Russische leiders van vroeger naar later is juist?
A
Tsaar - Stalin - Lenin
B
Lenin - Stalin - Tsaar
C
Tsaar - Lenin - Stalin
D
Stalin - Lenin - Tsaar
Slide 17 - Quizvraag
Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 18 - Quizvraag
Welke gebeurtenissen ontstonden door de februarirevolutie?
A
Er ontstond een economische crisis
B
De Bolsjewieken kregen alle macht in handen
C
De tsaar moest afstand doen van de troon
D
De Sovjet Unie werd een eenpartijstaat
Slide 19 - Quizvraag
Bestudeer de bron
Was de tekenaar een voorstander of tegenstander van de tsaar?
Leg je antwoord uit met een bronelement.
Slide 20 - Open vraag
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO
Slide 21 - Quizvraag
Michael Bakoenin vond: 'Gezag over een ander en materieel bezit het slechtste in de mens naar boven haalt. Schaf dus de Tsaar, staat en privébezit af!' Bij welke politieke filosofie hoort hij thuis?
A
socialisme
B
communisme
C
anarchisme
D
kapitalisme
Slide 22 - Quizvraag
Geef de goede volgorde van de bevolkingspiramide van Rusland voor de revolutie.