In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Zwakke werkwoorden OTT
stam op -d/-t of sisklank
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd (ott) vervoegen...
...zowel de regelmatige vormen
...als de werkwoorden met een -d of -t
...als de werkwoorden met een sisklank
Slide 2 - Tekstslide
Weet je nog?
Een ZWAK werkwoord wordt in de tegenwoordige tijd (OTT) zo vervoegd: STAM + [uitgang]
ich sag-e wir sag -en
du sag-st ihr sag-t
er/sie/es sag-t sie/Sie sag-en
Slide 3 - Tekstslide
Als de STAM van een ZWAK werkwoord echter op een -d of een -t eindigt moeten we de uitgang soms aanpassen, anders is het woord niet meer uit te spreken.
Kijk maar eens naar de volgende werkwoorden:
wart-en, end-en, arbeit-en, red-en
Slide 4 - Tekstslide
sag | en
red | en
ich
sag-e
ich
red -e
du
sag -st
du
red -est
er/sie/es
sag-t
er/sie/es
red -et
wir
sag -en
wir
red-en
ihr
sag -t
ihr
red-et
sie/Sie
sag -en
sie/Sie
red-en
Vergelijk de volgende zwakke ww maar eens:
Slide 5 - Tekstslide
Ook als de STAM van een ZWAK werkwoord op een sisklank (s, ss, ß, z, x) eindigt moeten we de uitgang soms aanpassen, anders is het woord niet meer uit te spreken.
Het gaat dan om werkwoorden zoals:
reis-en, pass-en, reiß-en, setz-en, box-en
Slide 6 - Tekstslide
sag | en
reis | en
ich
sag-e
ich
reis-e
du
sag -st
du
reis -t
er/sie/es
sag-t
er/sie/es
reis -t
wir
sag-en
wir
reis-en
ihr
sag-t
ihr
reis-t
sie/Sie
sag -en
sie/Sie
reis-en
Vergelijk ook de volgende zwakke ww maar eens:
Slide 7 - Tekstslide
DUS
ZWAKKE ww. in de OTT krijgen achter de stam de uitgangen: -e -st -t -en -t -en
MAAR
* als de STAM op -d of -t eindigt komt er bij
du, er/sie/es en ihr een extra -e- bij:
-e -est -et -en -et -en
* als de STAM op een sisklank (s, ss, ß, z, x) eindigt
valt bij du de -s weg:
-e -t -t -en -t -en
Slide 8 - Tekstslide
Alles begrepen?
Dan gaan we oefenen:
Slide 9 - Tekstslide
mieten
ihr ...
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten
Slide 10 - Quizvraag
kaufen
du ...
A
kaufet
B
kauft
C
kaufest
D
kaufst
Slide 11 - Quizvraag
sitzen
du ...
A
sitzest
B
sitzt
C
sitzst
D
sitzen
Slide 12 - Quizvraag
reden
ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden
Slide 13 - Quizvraag
gehen
sie ...
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehst
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf de juiste vorm op:
Mein Bruder (spielen) …….. mit dem Ball.
Slide 15 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Er (kaufen) ........... einen Skihelm.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Isa (retten) ……. eine Katze aus dem Wasser.
Slide 17 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Warum (hassen) ……. du warmes Wetter?
Slide 18 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Herr Walther, (kennen) ……. Sie meine Freundin?
Slide 19 - Open vraag
Lesdoel bereikt?
Kun je het zwakke werkwoord nu in de tegenwoordige tijd (ott) vervoegen...
...zowel de regelmatige vormen
...als de werkwoorden met een -d of -t
...als de werkwoorden met een sisklank
Slide 20 - Tekstslide
Kun je de zwakke werkwoorden nu in de tegenwoordige tijd (ott) goed vervoegen?
JA, voor 100%
JA, voor 75%
MWAH, voor 50%
NEE, voor 25%
NEE, voor 0%
Slide 21 - Poll
Lesdoel
Aan het eind van dit stukje kun je het zwakke werkwoord in het voltooid deelwoord zetten ...
...zowel de regelmatige vormen
...als de werkwoorden met een -d of -t
Slide 22 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD zwakke werkwoorden
voltooid deelwoord-> ge + stam + t + (vorm van haben, sein)
gewohnt
gespielt
eindigt altijd op -t
Slide 23 - Tekstslide
wohnen
stam = wohn
Ich habe gewohnt
Er hat gespielt
Slide 24 - Tekstslide
werkwoorden op een -d of -t
Let op:
Hier krijg je een extra 'e'
dus: ge + stam + et
arbeiten = ge arbeit et
reden = ge red et
Slide 25 - Tekstslide
Schrijf de juiste vorm op:
Mein Bruder hat mit dem Ball (spielen) …….. .
Slide 26 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Er hat einen Skihelm (kaufen) ............
Slide 27 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Ich habe auf einem Brief (antworten) ..... .
Slide 28 - Open vraag
Schrijf de juiste vorm op:
Isa hat eine Katze aus dem Wasser (retten) ……. .
Slide 29 - Open vraag
Lesdoel bereikt?
Kun je het zwakke werkwoord nu in het voltooid deelwoord vervoegen...
...zowel de regelmatige vormen
...als de werkwoorden met een -d of -t
Slide 30 - Tekstslide
Kun je de zwakke werkwoorden nu in het voltooid deelwoord goed vervoegen?
JA, voor 100%
JA, voor 75%
MWAH, voor 50%
NEE, voor 25%
NEE, voor 0%
Slide 31 - Poll
Lesdoel
Aan het eind van dit stukje kun je bepalen of je voor woorden der (m) / die (v) / das (o) / die (mv) zet.
Slide 32 - Tekstslide
der
die
das
vrouwelijke dieren
mannelijke dieren
mannelijke personen
vrouwelijke personen
mannelijke beroepen (zonder -in)
vrouwelijke beroepen (met -in)
dingen eindigend op -e
woorden eindigend op -ung, -heit, -keit, -schaft
het-woorden in het Nederlands.
meervoud
Maanden
Dagen
Seizoenen
Slide 33 - Sleepvraag
Opa
A
der
B
die
C
das
Slide 34 - Quizvraag
Straße
A
der
B
die
C
das
Slide 35 - Quizvraag
Kind
A
der
B
die
C
das
Slide 36 - Quizvraag
Brüder
A
der
B
die
C
das
Slide 37 - Quizvraag
Feuer
A
der
B
die
C
das
Slide 38 - Quizvraag
Freund
A
der
B
die
C
das
Slide 39 - Quizvraag
Übung
A
der
B
die
C
das
Slide 40 - Quizvraag
Lampe
A
der
B
die
C
das
Slide 41 - Quizvraag
Montag
A
der
B
die
C
das
Slide 42 - Quizvraag
Enkel
A
der
B
die
C
das
Slide 43 - Quizvraag
Mädchen
A
der
B
die
C
das
Slide 44 - Quizvraag
Schwester
A
der
B
die
C
das
Slide 45 - Quizvraag
Jahr
A
der
B
die
C
das
Slide 46 - Quizvraag
Adresse
A
der
B
die
C
das
Slide 47 - Quizvraag
Folge
A
der
B
die
C
das
Slide 48 - Quizvraag
Haustier
A
der
B
die
C
das
Slide 49 - Quizvraag
Fröhlichkeit
A
der
B
die
C
das
Slide 50 - Quizvraag
Winter
A
der
B
die
C
das
Slide 51 - Quizvraag
Mannschaft
A
der
B
die
C
das
Slide 52 - Quizvraag
Lesdoel bereikt?
Kun je bepalen of je voor woorden der (m) / die (v) / das (o) / die (mv) moet zetten?
Slide 53 - Tekstslide
Kun je bepalen of je voor woorden der (m) / die (v) / das (o) / die (mv) moet zetten?