In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
herhaling LEZEN
klas h1b
Slide 1 - Tekstslide
Wat doen we deze les?
Opnieuw bekijken van de theorie van LEZEN h.1 t/m 4
extra oefenen met tekst(delen)
herhalen tekstverbanden en signaalwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Datgene waar de tekst over gaat in één of een paar woorden.
Onderwerp van de tekst
Slide 3 - Tekstslide
Je bekijkt:
de titel, de tussenkopjes, illustraties, anders gedrukte woorden en je leest de eerste alinea
Oriënterend lezen
Slide 4 - Tekstslide
[1] Honderden vrienden op Facebook? Het staat misschien stoer, maar het kunnen onmogelijk allemaal echte vrienden zijn. Dit beweren onderzoekers van de universiteit van Oxford, melden Britse kranten. Volgens het onderzoek zijn mensen in staat om tot honderdvijftig vriendschappen te onderhouden. Tot meer vriendschappen is het menselijk brein niet in staat. Sociaal netwerken via internet heeft hierin geen verandering gebracht.
Honderdvijftig Facebookvrienden maximaal
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
(echte) vriendschappen
B
sociaal netwerken
C
het menselijk brein
D
Slide 6 - Quizvraag
Inleiding
Middenstuk
Slot
Indeling tekst
Slide 7 - Tekstslide
In het middenstuk worden de verschillende kanten (aspecten, delen, kanten) van het onderwerp uitgewerkt.
onderwerp van een tekst: honden
deelonderwerpen: verzorging
voordelen
geschikt voor gezinnen
Deelonderwerpen
Slide 8 - Tekstslide
Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
Je kunt nu de deelonderwerpen bepalen.
Globaal lezen
Slide 9 - Tekstslide
Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea. Soms gaan meer alinea's over hetzelfde deelonderwerp. Vaak zet de schrijver dan een tussenkopje boven die alinea's.
Tussenkopjes
Slide 10 - Tekstslide
Facebookeffect
[2] Robin Dunbar, professor in evolutionaire antropologie*, ontwikkelde in de jaren negentig al ‘het nummer van Dunbar’: hoe sociaal verschillend mensen ook zijn, ze kunnen maximaal honderdvijftig vriendschappen onderhouden. Dunbar definieert een vriend als iemand om wie je geeft en met wie je minstens één keer per jaar contact hebt. Hij wilde nu weten of het Facebookeffect, het hebben van honderden of zelfs duizenden vrienden op sociale netwerken van wie je het wel en wee kunt volgen, invloed heeft op zijn theorie.
Slide 11 - Tekstslide
[3]
Zijn antwoord is ‘nee’. Ook al heeft iemand vijftienhonderd vrienden op Facebook, aan de berichten is te zien dat er een groepje van maximaal honderdvijftig mensen overblijft met wie daadwerkelijk een vriendschap wordt onderhouden. Meer vrienden hebben is dus niet zinvol. Integendeel: volgens sommige deskundigen veroorzaakt het stress, omdat mensen verslaafd raken en zoveel mogelijk vrienden willen maken om populair en succesvol te lijken.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het deelonderwerp van deze alinea's?
A
maximaal 150 vriendschappen
B
Facebookeffect
C
invloed van Facebook op zijn theorie
D
Slide 13 - Quizvraag
In de inleiding wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat. Vaak gebeurt dat met
een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of
een bijzondere situatie.
Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
Inleiding
Slide 14 - Tekstslide
Shoppen tussen het afval
[1]
In Amsterdam is tijdelijk – ter gelegenheid van SAIL – een bijzondere supermarkt te vinden. De schappen zijn netjes gevuld, maar van dichtbij maken de producten een wat verfomfaaide indruk. Dat is ook niet zo gek, want alle producten zijn uit het Amsterdamse IJ gevist. Welkom in de Plastic Soupermarket!
Slide 15 - Tekstslide
Het slot van deze tekst:
A
is een conclusie
B
is een korte samenvatting
C
kijkt naar de toekomst
D
sluit aan bij de inleiding
Slide 16 - Quizvraag
Deze inleiding
A
begint met een anekdote
B
begint met een bijzondere situatie
C
begint met een voorbeeld
D
Slide 17 - Quizvraag
een conclusie
een korte samenvatting
er wordt naar de toekomst gekeken
er wordt aangesloten bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is.
Slot
Slide 18 - Tekstslide
[6]
Aan het eind van onze rondgang door de winkel komen we bij de kassa. De producten uit de schappen zijn niet te koop, maar bij de balie worden wel duurzame alternatieven aangeboden, zoals herbruikbare waterflesjes en tandenborstels van bamboe. Je krijgt er alleen geen plastic tasje bij …
Slide 19 - Tekstslide
Hoofdgedachte: is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of het slot.
Soms moet je die zelf formuleren.
Hoofdgedachte
Slide 20 - Tekstslide
Om de hoofdgedachte van de tekst te bepalen, moet je de tekst precies lezen.
Je leest de tekst van het begin tot het eind heel nauwkeurig.
Precies lezen
Slide 21 - Tekstslide
[1] Honderden vrienden op Facebook? Het staat misschien stoer, maar het kunnen onmogelijk allemaal echte vrienden zijn. Dit beweren onderzoekers van de universiteit van Oxford, melden Britse kranten. Volgens het onderzoek zijn mensen in staat om tot honderdvijftig vriendschappen te onderhouden. Tot meer vriendschappen is het menselijk brein niet in staat. Sociaal netwerken via internet heeft hierin geen verandering gebracht.
Honderdvijftig Facebookvrienden maximaal
Slide 22 - Tekstslide
Ie hoofdgedachte is:
Sociaal netwerken via internet heeft geen gevolgen voor het maximaal aantal echte vrienden die men kan hebben.
A
juist
B
onjuist
C
D
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Tegenstellend verband
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.
Signaalwoorden
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
Slide 25 - Tekstslide
Chronologisch verband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde verteld
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein
Slide 26 - Tekstslide
Opsommend verband
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
Signaalwoorden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
Slide 27 - Tekstslide
Toelichtend verband
Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld.
Signaalwoorden
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, neem nou, denk aan, zoals.
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen. Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar veel cd’s voor lage prijzen worden aangeboden..
Slide 28 - Tekstslide
Tegenstellend
verband
Chronologisch
verband
Toelichtend
verband
Opsommend
verband
hoewel
daarna
Zo
later
denk aan
verder
ondanks dat
om te beginnen
Slide 29 - Sleepvraag
Tegenstellend
verband
Chronologisch
verband
Toelichtend
verband
Opsommend
verband
Eerst maak ik mijn huiswerk en daarna ga ik gamen.
Hoewel Sabine hard geleerd had, haalde ze een onvoldoende.
Sommige zoogdieren zoals een hamster of egel houden een winterslaap..
Hij is aardig en sportief. Verder is hij ook erg intelligent.
Slide 30 - Sleepvraag
Wat vind je nog lastig?
Slide 31 - Open vraag
Maak de tekst met vragen die ik uitdeel.
Neem de volgende keer mee.
De laatste les maken jullie nog wat langere tekst met vragen van h.5 en 6.