Par. 3.2 Democratie in Nederland

Startopdracht
Beantwoord de volgende vragen in jouw schrift:
1. Wat betekent revolutie?
2. Waarom had industrialistatie een groot invloed op de hoeveelheid 
mensen die in steden wonen?
3. Noem de 3 sectoren van de industriële samenleving in Engeland
4. Waarom werkten er kinderen in fabrieken?
5. Welke groep kwam op voor rechten van arbeiders? 
Leg uit hoe zij dit deden

Klaar?
Lees blz. 43, 44 en 45

Dit heb je op tafel: 
- Informatieboek (40)
- Werkboek (47)
- Aantekenschrift
- Pen
Lesplan:
- Bestuur van Nederland
- Opdracht
- Pauze 
- Nieuwe grondwet 
- Opdrachten
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Beantwoord de volgende vragen in jouw schrift:
1. Wat betekent revolutie?
2. Waarom had industrialistatie een groot invloed op de hoeveelheid 
mensen die in steden wonen?
3. Noem de 3 sectoren van de industriële samenleving in Engeland
4. Waarom werkten er kinderen in fabrieken?
5. Welke groep kwam op voor rechten van arbeiders? 
Leg uit hoe zij dit deden

Klaar?
Lees blz. 43, 44 en 45

Dit heb je op tafel: 
- Informatieboek (40)
- Werkboek (47)
- Aantekenschrift
- Pen
Lesplan:
- Bestuur van Nederland
- Opdracht
- Pauze 
- Nieuwe grondwet 
- Opdrachten
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
1. Wat betekent revolutie?
Ingrijpende verandering
2. Waarom had industrialistatie een groot invloed op de hoeveelheid 
mensen die in steden wonen?
Door industrialisatie gaan meer mensen in steden wonen
3. Noem de 3 sectoren van de industriële samenleving in Engeland
Landbouw, industrie en dienst 
4. Waarom werkten er kinderen in fabrieken?
Omdat zij goedkoper zijn/ minder loon krijgen
5. Welke groep kwam op voor rechten van arbeiders? 
Vakbonden, dit doen zij door te staken

Klaar?
Lees blz. 43, 44 en 45

Lesplan:
- Bestuur van Nederland
- Opdracht
- Pauze 
- Nieuwe grondwet 
- Opdrachten
Dit heb je op tafel: 
- Informatieboek (40)
- Werkboek (47)
- Aantekenschrift
- Pen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Democratie in Nederland
Napoleon verslagen in 1815
Ontstaan Koninkrijk der Nederlanden


Constitutionele monarchie onder koning Willem I (zoon van 
Willem V)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Schrijf de cijfers over en vul de missende woorden in 
Willem I werd koning in ..1... Hij werd ..2.. van het Koninkrijk der Nederlanden dat toen bestond uit Nederland, België en Luxemburg. Hij werd hierbij gesteund door het parlement en bestond uit de ..3.. , die werd gekozen door regenten en edelen, en de ..4.. , die werd gekozen door de koning zelf. De populariteit van de koning was niet altijd hoog geweest. Hij was erg onpopulair in ..5.. waar ..6.. meer vrijheid in de politiek eisten. Dit leidde tot een revolutie in ..7.. . Na de onafhankelijksoorlog werd Willem II koning in ..8...

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Willem I werd koning in 1815. Hij werd staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden dat toen bestond uit Nederland, België en Luxemburg. Hij werd hierbij gesteund door het parlement en bestond uit de Tweede Kamer, die werd gekozen door regenten en edelen, en de Eerste Kamer, die werd gekozen door de koning zelf. De populariteit van de koning was niet altijd hoog geweest. Hij was erg onpopulair in België waar Liberalen meer vrijheid in de politiek eisten. Dit leidde tot een revolutie in 1830. Na de onafhankelijksoorlog werd Willem II koning in 1840.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Democratie in Nederland
Nieuwe grondwet van Thorbecke : Parlementair stelsel
- Hoogste macht --> Parlement i.p.v. koning
- Koning blijft staatshoofd, MAAR minister-president is regeringsleider
- Premier: Leider kabinet (verzameling ministers)
- Tweede Kamer gekozen door burgers
- Eerste Kamer gekozen door Provinciale Staten

timer
3:00
Aantekening

Slide 8 - Tekstslide

Wie mogen stemmen? Mannen met hoog inkomen want die weten het blijkbaar beter. (11%)

1917: Algemeen kiesrecht mannen
1919: Algemeen kiesrecht vrouwen 


Opdrachten
1. Lees blz. 43, 44. 45
2. Maak opdracht 1 t/m 6 (blz. 50 en 51 in het werkboek)

Klaar? Kies 1 optie: 
1. Maak een woordweb van par. 3.2
2.Maak een tijdlijn van par. 3.2
3. Maak een samenvatting van par. 3.2



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening
timer
4:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Democratie in Nederland
Nieuwe grondwet van Thorbecke : Parlementair stelsel
- Hoogste macht --> Parlement i.p.v. koning
- Koning blijft staatshoofd, MAAR minister-president is regeringsleider
- Premier: Leider kabinet (verzameling ministers)
- Tweede Kamer gekozen door burgers
- Eerste Kamer gekozen door Provinciale Staten

timer
3:00
Aantekening

Slide 12 - Tekstslide

Wie mogen stemmen? Mannen met hoog inkomen want die weten het blijkbaar beter. (11%)

1917: Algemeen kiesrecht mannen
1919: Algemeen kiesrecht vrouwen 


Opdrachten
1. Lees blz. 43, 44. 45
2. Maak opdracht 1 t/m 6 (blz. 50 en 51 in het werkboek)

Klaar? Kies 1 optie: 
1. Maak een woordweb van par. 3.2
2.Maak een tijdlijn van par. 3.2
3. Maak een samenvatting van par. 3.2



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies